Gelderse steenfabrieken in slechte staat
Het is de afgelopen vijftien jaar hard achteruit gegaan met de steenfabrieken in Gelderland. Onderzoek en bescherming zijn dan ook hard nodig. Dat blijkt uit het rapport ”Ruimte voor cultuur”, dat woensdag in Heteren is gepresenteerd.
Gelderland is nog wel het grootste en meest waardevolle concentratiegebied van steenfabrieken, volgens het rapport van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De provincie is altijd het centrum van de baksteenindustrie geweest, omdat voor de productie rivierklei noodzakelijk is. De laatste steen- en dakpannenfabrieken die nog in bedrijf zijn, staan vrijwel allemaal langs Rijn en Waal in Gelderland. Veel van de fabrieken zijn buiten bedrijf. Van andere bedrijven, zoals bij Wageningen, rest nog slechts een ruïne of een schoorsteen.
Sinds een inventarisatie in 1988 is zo’n 20 procent van de 47 fabrieken die toen niet meer in gebruik waren, verdwenen of nauwelijks meer herkenbaar. Van de 32 fabrieken die in 1988 nog wel draaiden, is inmiddels de helft buiten gebruik geraakt. Na de Tweede Wereldoorlog waren er nog ruim honderd steenfabrieken in Nederland. Maar aan het begin van deze eeuw was ruim driekwart van die fabrieken gesloten.
Een aantal bedrijven is de afgelopen jaren gesloopt. Die terreinen worden nu gebruikt voor recreatie, natuur en als opslagplaats voor onder meer bouwmaterialen. Ook buiten gebruik gestelde steenfabrieken fungeren vaak als opslag. Op de terreinen wordt veelal zand en grind gestort en staan goederen overgeslagen die veel ruimte in beslag nemen, zoals caravans en boten.
Het ambachtelijke werk op de steenfabrieken is in heel Gelderland niet meer te vinden. De droog- of haaghutten waarin de stenen die nog moesten worden gebakken te drogen werden gelegd, zijn verdwenen. Datzelfde geldt voor het smalspoornet bij de fabrieken, waarover locomotieven en kipkarren de zware klei naar de bedrijfshallen reden. Ook complete ovencomplexen zijn zeldzaam. Op nog maar zo’n tien plaatsen zijn deze complexen aanwezig. En slechts enkele daarvan zijn nog in bedrijf.
Met de bakstenen schoorstenen staat het er iets beter voor. Zo’n veertig ervan zijn behouden en tien ervan werken nog.
De fabrieken die nog in bedrijf zijn, zijn sterk gemoderniseerd. Wel viel de onderzoekers op dat in de meeste gevallen nog wel authentieke elementen aanwezig zijn. Het gaat daarbij vooral om arbeiderswoningen en kantoren uit de periode van tussen 1940 en 1965.
Alle steenfabrieken die min of meer compleet zijn, moeten worden aangemerkt als rijksmonument, zo luidt het belangrijkste advies in het rapport. Voor locaties waar duidelijk herkenbaar nog een ruïne is, zou dat ook moeten gelden.
Aanbevolen wordt om bovendien goed overgebleven delen van fabrieken te conserveren, zoals locomotiefloodsen en kleiputten. Uit de veertig schoorstenen moet nog een selectie worden gemaakt. Ze zijn meestal van grote waarde voor het landschap. In het rapport worden met name Wageningen en de Ooijpolder genoemd, waar de schoorstenen duidelijk verwijzen naar de steenfabricage uit het verleden.