De loutering van benauwdheid
„Wanneer iemand leed heeft te dragen, dan moet hij bidden. Als iemand wijsheid ontbeert, moet hij bidden. God zegt: Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren.” Dat zei ds. B. H. Weegink woensdagavond in een volle Nieuwe Kerk te Katwijk, waar de gebedskring van predikanten een bidstond had belegd in verband met de oorlog in de Golfregio.
„Benauwdheid drukt je neer, geeft angst, beneemt je levenslust. Ook wapens nemen die beklemming niet weg. Niemand vraagt om benauwdheid. Niemand weet welke bedoeling God met deze oorlog heeft”, aldus de Katwijkse predikant.
Via op tanks gemonteerde camera’s is de oorlog van uur tot uur tot in de huiskamers te volgen. Het vervult de predikant met schaamte als hij de beelden van de oorlog ziet en de verslagen ervan leest. „Oorlog is niet mooi”, vindt hij. „Het raakt je geweten bij het zien van zoveel slachtoffers en gewonden.” Niettemin acht ds. Weegink het inzetten van kwaad nodig om het grotere kwaad in Irak een halt toe te roepen. Hij noemde Saddam Hussein een tiran, een aartsgevaarlijke heerser die je niet zijn gang kunt laten gaan.
De woorden „Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren”, waren gekozen uit Psalm 50. „De psalm spreekt ervan dat het volk uitwendig was geworden. Godsdienst was tot vormendienst verworden. Het was een tijd van zorg en benauwdheid. Een situatie die ook wij vandaag kennen, in ons persoonlijk leven, in de maatschappij en in het wereldgebeuren.”
Volgens ds. Weegink zit er ook loutering in de benauwdheid. „Het geeft een scan van ons leven en doet verlangen naar de God des Heils en de dag der verlossing. Iemand die benauwd is, redeneert niet. Hij roept, schreeuwt, bidt en smeekt. Christenen hebben een eigen weg. Boven de benauwdheid uit roepen ze tot God”, zei hij.
Ds. Weegink riep de aanwezigen op plaatsvervangend te bidden, mét en vóór de wereld. Ook voor hen die het bidden verleerd hebben. Hij zei te willen bidden voor vrede, met name voor die vrede die alle verstand te boven gaat. Hij wilde niet bidden voor militaire successen, wel voor mensen die onder het oorlogsgeweld lijden, voor de militairen die zijn uitgezonden, voor de slachtoffers, voor de hulpverleners, voor de overheden van de volkeren en voor de christenen in Irak. Hij wil geen godsdienstoorlog voeren en daarom niet ten strijde trekken tegen de islam, die hij het nieuwe vijandsbeeld van de komende jaren noemde. „God eren doen we niet alleen met woorden. We moeten dat vooral doen met ons getuigenis en onze levenshouding.”
Ds. J. Smit, predikant van de hervormde gemeente te Katwijk aan de Rijn, riep in zijn gebed op tot verootmoediging. „Wij hebben de geestelijke strijd verwaarloosd. Laat deze oorlog ons tot inkeer brengen, zodat er uit die oorlog nog iets goeds zou voortkomen”, zei hij.
Ds. P. L. Smilde, predikant van de plaatselijke gereformeerde kerk, bad om ontferming voor allen die door oorlogsgeweld in doodsnood leven. In de plaats van baptistenpredikant ds. G. J. van Klaveren verhaalde gemeentelid J. de Ridder van hoop voor allen die in de schuilplaats van de Allerhoogste zijn gezeten. Ze zullen vernachten in de schaduw van de Almachtige.
In zijn openingswoord van de gebedsdienst zei de plaatselijke hervormde predikant ds. W. van Vlastuin dat God ons niet hoort om onze gebeden. „Wel gebruikt Hij gebeden van mensen. Daarom is onze verwachting niet van onze gebeden, maar van de Heere alleen. Hij kan in ons hart vrede geven, temidden van alle onvrede.”