Wonderlijke verhalen en daden van God
„Act of God”, een daad van God. Zo beschrijft de president-directeur van KLM de aswolk die nu over ons land drijft. Hij bedoelt ermee dat de luchtvaartmaatschappij de enorme kostenpost niet kan verhalen op de verzekering, omdat schade door zulke natuurrampen niet gedekt is.
De uitdrukking ”act of God” roept de herinnering op aan de plagen van Egypte. Toen de tovenaars van farao na de derde plaag niet in staat waren stof te veranderen in luizen riepen ze: „Dit is Gods vinger!” Ze waren ervan overtuigd dat dit wonder de menselijke maat ver te boven ging en kennelijk toegeschreven moest worden aan een hogere macht.Jammer dat die uitdrukking in Nederland in onbruik is geraakt en vervangen door de term ”overmacht”. Achter dat verhullend taalgebruik gaat een wereld schuil: een wereld zonder wonderen waarin geen plaats is voor God.
Dat niet-christenen dit spraakgebruik loslaten, verbaast niet. Maar ook onder christenen komt het voor dat ze een aardbeving, vulkaanuitbarsting of tsunami slechts beschouwen als een geologisch fenomeen en niet Gods hand daarachter zien. Wie slechts door de beslagen bril van het rationalisme kijkt, wil niet rekenen met bovennatuurlijke verschijnselen.
Christenen moeten echter op hun hoede zijn voor zo’n kille, kritische benadering van datgene wat zich niet direct laat verklaren. Een voorbeeld ervan is de manier waarop in andere media de roeping van SGP-leider Van der Vlies afgedaan werd als een religieuze ervaring die goed past in de protestantse verteltraditie. Op soortgelijke wijze worden vraagtekens geplaatst bij bijzondere leidingen van Gods voorzienigheid en bij wonderen in het recente verleden en zelfs in de Bijbel.
Toegegeven: er zullen zeker voorbeelden zijn van bekeringsgeschiedenissen en biografieën waarin zulke wonderen erg centraal staan en soms aantoonbaar uitvergroot of aangedikt worden. Dat is vooral schadelijk als de beschreven levensweg een normerend karakter krijgt, alsof God niet vrijmachtig is in Zijn handelen.
Terecht dus, dat al te wonderlijke verhalen ontmaskerd worden. De verleiding is echter groot om bij deze scheiding tussen feit en fictie de rationalistische bril op te zetten: wat we niet kunnen verklaren, niet kunnen meten of vastleggen, kan niet waar zijn, is autosuggestie. Dan wordt niet alleen het badwater weggegooid, maar ook het kind.
Bovendien is het dan maar een kleine stap om ook te twijfelen aan de wonderen in de Bijbel. Het ‘verhaal’ van Jona in de walvis of het stilstaan van zon en maan bij Jozua is dan vooral symbolisch bedoeld. Het gaat om de boodschap, niet om de vraag of het echt gebeurd is, zo luidt de verklaring. In plaats van ”En het geschiedde” komt: ”Het verhaal gaat”.
Dit spoor is bijzonder gevaarlijk: het is de voedingsbodem voor een nieuwe generatie Franca Treurs en zet de deur open voor een wereld zonder God. Daartegenover past het te belijden dat God een God is van wonderen, niet alleen eeuwen geleden maar ook vandaag. Hij openbaart zich in het leven van mensen, Hij werkt en spreekt. Wie omhoog kijkt, ziet de daden van God.