Bank wil alleen in Luxemburg getuigen in belastingzaak
De Luxemburgse Kredietbank (KBL) is bereid te getuigen in de zaak waarbij de Nederlandse fiscus gegevens van de bank over Nederlandse rekeninghouders in handen kreeg. Maar ze wil alleen in Luxemburg zelf worden gehoord.
De bank zal dus niet verschijnen op de zitting van 4 april in Amsterdam en beroept zich daarvoor op internationale verdragen.
Raadsman Lalji van een groep getroffen Nederlanders noemt de beslissing van KBL „een zwaktebod”. Hij zei woensdag niet te begrijpen waarom de bank niet snel openheid van zaken geeft als zij niets te verbergen heeft. „Het laatste woord is hierover nog niet gesproken”, aldus de advocaat. De zitting van 4 april gaat gewoon door. Zo zullen rekeninghouders en de inspecteur van de belastingdienst worden gehoord.
Het voorlopige getuigenverhoor is bedoeld om te kunnen beoordelen, of het zin heeft een gerechtelijke procedure te beginnen. De rekeninghouders, die uit het zicht van de Nederlandse fiscus geld bij KBL hadden ’geparkeerd’, dreigen van de fiscus naheffingen en boetes te krijgen. Het getuigenverhoor moet munitie leveren voor een civiele procedure waarin KBL financieel aansprakelijk wordt gesteld. Lalji wil aantonen dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld door het bankgeheim te schenden. Dat is in Luxemburg een strafbaar feit.
KBL stelt dat het haar nauwelijks kan worden verweten dat gegevens van klanten in Nederlandse handen zijn gekomen. De bank was begin jaren ’90 slachtoffer van fraudeurs, die gegevens van de bank stalen. Via de Belgische justitie kwam de informatie in handen van de Nederlandse fiscus. Een aantal fraudeurs is intussen in Luxemburg voor diefstal en inbreuk op de bankwetgeving veroordeeld.
In Nederland en België lopen nu diverse procedures waarin onder meer aan de orde kwam, of de informatie van de bank rechtmatig is verkregen. Er bestaat volgens KBL zeer grote twijfel over de betrouwbaarheid van de informatie zelf.
Iemand die in het buitenland woont, is niet verplicht zich in Nederland als getuige te laten horen. Om internationaal het verzamelen van bewijs in burgerlijke en handelszaken te regelen, sloten de Europese landen in 1970 een verdrag op grond waarvan een buitenlander in zijn eigen land gehoord kan worden via een zogeheten rogatoire commissie. Dit moest het horen van ingezetenen van andere landen vergemakkelijken.
In een onderhavig geval als dit gaat het niet zozeer om een echte commissie, zoals in strafzaken, maar om een verzoek aan de consul of een Luxemburgse rechter in overleg met rechtbank en raadslieden het verhoor in het groothertogdom te doen.