Muziek

Orgel Oude Kerk wacht op geld

Het restauratieplan ligt klaar, de orgelbouwer die het moet gaan doen, is bekend. Het wachten in de Amsterdamse Oude Kerk is op het geld.

tekst Jaco van der Knijff
15 April 2010 09:44Gewijzigd op 14 November 2020 10:20
Het Vater/Müller/Witteorgel in de Oude Kerk van Amsterdam, wereldberoemd en veelbesproken, moet nu echt gerestaureerd worden. beeld Gert Eijkelboom
Het Vater/Müller/Witteorgel in de Oude Kerk van Amsterdam, wereldberoemd en veelbesproken, moet nu echt gerestaureerd worden. beeld Gert Eijkelboom

Eigenlijk zou vanavond een benefietconcert plaatshebben, in het kader van het fondsenwervingsplan dat in september van start ging. Om onduidelijke redenen is het evenement naar september verplaatst.Want geld is er nodig voor de restauratie van het wereldberoemde en veelbesproken grote orgel van Amsterdams oudste kerk: 1 miljoen euro. Het is maar zeer de vraag of de Stichting De Oude Kerk te Amsterdam wel op subsidie kan rekenen sinds de nieuwe Brimregeling voor rijksmonumenten van kracht is.

De kerk zelf zit momenteel midden in een restauratiefase waarbij de hele zerkenvloer van de kerk wordt hersteld. Naar verwachting zullen de werkzaamheden tot 2012 duren.

In ieder geval zal die fase worden afgewacht, zegt organist en orgel­adviseur Henk Verhoef. Vanwege het risico dat er stof vrijkomt bij het werk. „Hopelijk is het geld er dan ook, zodat we direct met het orgel verder kunnen. Daar is dan ongeveer een jaar voor nodig.”

Dat klinkt eenvoudig. Maar het is de uitkomst van een langdurige en slepende kwestie die teruggaat tot de jaren 60 van de vorige eeuw. Het drieklaviers instrument van Christiaan Vater (1726) en Johan Caspar Müller (1742), dat rond 1870 door C. F. G. Witte werd aangepast, was hard aan restauratie toe. Maar hoe moest dat gebeuren? Moest het 18e-eeuwse barokorgel gereconstrueerd worden? Of moest de gegroeide situatie gehandhaafd blijven? Terwijl adviseurs als Gustav Leonhardt het eerste voorstonden, waren vele anderen er fel op tegen. Immers, vooral aan de ingrepen van Witte had het orgel z’n beroemde klank te danken.

Toen de firma S. F. Blank, die het orgel al jaren in onderhoud had, in de jaren 80 eindelijk de restauratie ter hand nam, was er nog geen beslissing genomen over de klank. Blank zou terug willen naar het klankbeeld van Vater/Müller, maar moest zich beperken tot windvoorziening, laden en mechaniek. De restauratie van die onderdelen werd min of meer afgesloten in 1988.

Weliswaar hield Blank, in 1996 voortgezet door Henk van Eeken, het orgel nog jaren in onderhoud, maar van een echte aanpak van de problemen die er nog altijd waren, was geen sprake.

In 2004 sloeg de stichting een nieuwe weg in. Besloten werd het orgel te restaureren met de gegroeide situatie als uitgangspunt. Een nieuwe adviseur werd aangetrokken: organist, dirigent en beiaardier Henk Verhoef.

Deze dook maandenlang in het orgel en schreef een rapport. Vervolgens werd aan drie orgelbouwers –waarbij Van Eeken niet in beeld was– gevraagd een offerte te maken voor de restauratie. De firma Reil uit Heerde werd uitgekozen het project te gaan doen, hoewel hij vanwege het geld de officiële opdracht nog niet gekregen heeft. Wel heeft Reil het orgel inmiddels drie jaar in onderhoud.

Aldus het verhaal van Verhoef. Hij weet dat het een historie is die uiterst gevoelig ligt. Toch staat hij er naar eigen zeggen ontspannen in. „Ik wil niet geheimzinnig doen of de boel afschermen. Iedereen is hier welkom.”

Bij de speeltafel van het orgel laat Verhoef, die vorig jaar naast Matteo Imbruno als tweede organist van de kerk is benoemd, zien waar het allemaal om gaat. „Rond 1983 was het instrument vrijwel onbespeelbaar: onmogelijk zwaar. Dat is wel wat verbeterd, maar het speelt nog steeds heel taai en vervelend: slecht aansprekende pijpen, scheve toetsen. In de winter kun je hier geen fatsoenlijke triller spelen. Organisten van buitenaf hebben aan een dag repeteren niet genoeg.”

Lovend is Verhoef over het onderhoud van Reil. „Hij gaat bijzonder voorzichtig te werk, maar heeft al wel heel wat achterstallig onderhoud gedaan, waardoor de restauratie iets minder dringend is. Het orgel is gebrekkig, maar staat er relatief goed bij en is heel presentabel.”

Hij laat een paar pijpen uit het rugwerk zien. „In de discussie is vaak geroepen dat het pijpwerk niet zou deugen of dat het probleem in de wijzigingen van Witte zou zitten. Maar eigenlijk zijn hier de normale dingen aan de hand, met een schade van honderd jaar. De pijpen moeten gewoon gerestaureerd worden.”

De verbetering van de bespeelbaarheid en de restauratie van het pijpwerk zijn niet voldoende. Ook moet de orgelkas worden opgeknapt. „Die is in 1978 opnieuw geschilderd, maar is nu wel erg donkerbruin. En het goud mag wat helderder.”

Tijdens zijn onderzoek raakte Verhoef er diep van overtuigd dat het orgel zoals het in de loop der eeuwen gegroeid is, een geweldig instrument is waar je niets aan moet doen. „Hier, de Cornet van het rugwerk: die had naar de vuilnisbelt gemoeten! Omdat-ie van Witte is. Onzin!”

De reconstructiegedachte is volgens hem onhoudbaar. „Wat is überhaupt het authentieke instrument? De pijpen hebben een geschiedenis van eeuwen. Die moet je niet willen uitwissen, als dat al zou kunnen. Je kunt een gekookte aardappel ook niet weer rauw maken.”

De ingreep die Witte rond 1870 aan het instrument deed, wil Verhoef duidelijk nuanceren. „Zowel voor- als tegenstanders van de reconstructie hadden er baat bij de wijzigingen van Witte te overdrijven. Maar Witte is hier juist heel terughoudend te werk gegaan, bijvoorbeeld als je dat vergelijkt met zijn werkzaamheden in Den Haag en Gouda.”

De orgelklank waarmee Feike Asma destijds vele harten won, is duidelijk geen romantische, zegt Verhoef. „We hebben het hier over een 19e-eeuwse versie van een barokorgel. Een symfonie van Widor kun je hierop niet spelen. En hier, de Vox Humana van het bovenwerk, beroemd vanwege de Cantilena van Rheinberger: die zou romantisch zijn. Die is gewoon 18e-eeuws. Maar terecht beroemd. En het rugwerk met z’n Fagot 16’: een romantisch orgel heeft zo’n register niet.”

Of je nu over het orgel van voor 1870 of van na 1870 spreekt, het is in beide gevallen een prachtig instrument, zegt Verhoef. „De authenticiteit van dit orgel is onvoorstelbaar.”


Liefde

Organist Peter Eilander komt jaarlijks in de Amsterdamse Oude Kerk, voor zijn traditionele kerstconcert. In het verleden volgde hij de restauratie van het orgel met argusogen. Hoe vindt hij dat het instrument er momenteel bij staat? „Tijdens het afgelopen kerstconcert was het orgel verrassend goed! Het onderhoud en het stemmen zijn de laatste jaren, naar mijn indruk door toedoen van Henk Verhoef, beduidend beter dan ze geweest zijn. Reil neemt kleine reparaties mee met stembeurten. Dat zouden meer orgelmakers moeten doen…”

Heeft Eilander vertrouwen in de plannen die er liggen? „Ja. Verhoef heeft mijns inziens goed zicht op de situatie. In ieder geval hebben Reil en Verhoef liefde tot het instrument zoals dat vanuit de 19e eeuw tot ons is gekomen.”

<File v-if="article['files'] && article['files'][0]" :file="article['files'][0]" /><File v-if="article['files'] && article['files'][1]" :file="article['files'][1]" />

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer