Humanitaire hulp Irak komt op gang
Het Internationale Rode Kruis is dinsdag begonnen met het herstellen van een waterpompstation in de Iraakse stad Basra. Om een humanitaire crisis in de stad te voorkomen is echter veel meer nodig, zegt de hulporganisatie. Vooral in het zuiden van Irak is de situatie dringend.
Unicef vreest voor het lot van zo’n 100.000 kinderen in Basra als er niet snel schoon water komt. De kinderorganisatie hoopt snel met watertrucks de stad in te kunnen.
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties kondigde gisteren het grootste verzoek om geld uit zijn geschiedenis aan. Het WFP wil meer dan een miljard dollar hebben om Irak de komende zes maanden van voedsel te voorzien, zei een woordvoerder.
Zo’n 60 procent van de 22 miljoen Irakezen is volgens het WFP volledig afhankelijk van het uitdelen van voedsel. De organisatie schat voor nog ongeveer vijf weken voedsel te hebben. Het hulpverzoek van het WFP zal deel uitmaken van een grote aanvraag voor humanitaire bijstand voor de bevolking van Irak die op korte termijn via de Verenigde Naties aan de internationale gemeenschap voorgelegd zal worden.
Door de felle gevechten tussen Iraakse en geallieerde troepen hebben hulpgoederen de bijna 1,3 miljoen inwoners van Basra de afgelopen dagen niet bereikt. De stad zit sinds vrijdag zonder elektriciteit en stromend water.
Teams van het Rode Kruis hebben inmiddels met generatoren de aanvoer van water deels weer op gang gekregen. Veertig procent van de inwoners kan over water beschikken, maar dat water komt uit een zoutwaterrivier en dient eerst behandeld te worden. Normaal gesproken haalt Basra zijn water vooral uit de Tigris, die zoet water aanvoert.
Het gebrek aan zuiver drinkwater verhoogt de kans op diarree en cholera sterk. Al voor het begin van de oorlog was diarree in Irak verantwoordelijk voor driekwart van de sterfgevallen onder kinderen jonger dan vijf jaar.
Het Rode Kruis probeert in Irak toegang te krijgen tot krijgsgevangenen aan beide zijden en houdt toezicht op de aantallen doden en gewonden onder de Iraakse bevolking. Sinds de bombardementen van zondag zijn er volgens het Rode Kruis in Bagdad 110 gewonden en veertien doden geteld. Cijfers over Basra zijn niet bekend.
Irak beschuldigt de Verenigde Staten en Groot-Brittannië ervan een humanitaire crisis te veroorzaken doordat ze de Verenigde Naties dwingen om de voedsel- en medicijnhulp te staken. De Iraakse minister van Handel, Mohammed Mehdi Saleh, sprak dinsdag van „onmenselijk en immoreel gedrag” van de twee landen, die volgens Saleh het olie-voor-voedselprogramma van de VN blokkeren. Dankzij het programma kan Irak ongelimiteerd olie uitvoeren als het de opbrengsten grotendeels aan humanitaire hulp besteedt.
Saleh voegde eraan toe dat Irak wel voor zichzelf kan zorgen. „Irak heeft geen humanitaire hulp nodig. Wij zijn een rijk land”, aldus Saleh.
In de havenstad Umm Qasr is zwaar gevochten tussen Britse en Iraakse troepen. Volgens inwoners van de stad is de waterzuiveringsinstallatie bij de geallieerde luchtbombardementen vernietigd. Maar de Britten zeggen dat deze nog gewoon intact is, maar dat het Iraakse leger stroomopwaarts de watertoevoer heeft afgesneden. Britse militairen rijden inmiddels met jeeps door Umm Qasr en delen jerrycans met water uit.
Een Britse legerwoordvoerder heeft bekendgemaakt dat vandaag of morgen de eerste schepen met humanitaire hulpgoederen aanmeren in Umm Qasr. De eerste lading zal bestaan uit ruim 200 ton vers water, voedsel, medicijnen en lakens.
Verder ligt in Oman al ruim 100.000 ton tarwe uit Australië klaar om te worden verscheept. In Koeweit zijn honderden vrijwilligers van het Internationale Comité van het Rode Kruis bezig 45.000 voedselpaketten in schepen te laden.
De Verenigde Staten dragen de wettelijke verantwoordelijkheid om in de gebieden die ze in Irak in handen hebben hulp te verlenen aan de getroffen Irakezen. Kofi Annan, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, heeft dat dinsdag gezegd tegen de Amerikaanse nationaal veiligheidsadviseur, Condoleezza Rice.
Afgelopen zondag beloofde president George Bush dat de VS binnen 36 uur zouden beginnen grote hoeveelheden hulpgoederen naar de Irakezen te brengen. Tot nu toe is daar echter niets van terechtgekomen. Annan, maar ook onder meer de Russische president Vladimir Poetin, hebben de vrees uitgesproken dat er in Irak een humanitaire crisis zal uitbreken als de hulpverlening uitblijft.
Volgens het Witte Huis is het aan het Iraakse regime te wijten dat de hulpgoederen nog niet zijn gearriveerd. Dat regime zou mijnen hebben laten leggen in de zuidelijke haven van Umm Qasr, waardoor de schepen met hulpgoederen niet kunnen aanmeren.
Annan hield Rice voor dat de hulpdiensten van de VN klaarstaan om hulp te verlenen aan de Irakezen, maar dat de VN pas in actie kunnen komen als de situatie veilig is. „Tot die tijd moet de humanitaire bijstand worden geleverd door de VS en hun coalitiepartners in de gebieden die zij in handen hebben”, zei Annan.
Verschillende landen in de Veiligheidsraad, waaronder Rusland, hebben de VS gewezen op de Geneefse Conventies, waarin is vastgelegd dat bezettingsmachten de plicht hebben de bevolking van de bezette gebieden in hun macht te helpen.