Smit zaagt autoschip in zeven stukken
Een schip met peperdure auto’s naar de haaien. Smit Internationale mag het autoschip Tricolor met 2800 splinternieuwe voertuigen uit het duurste segment weer opvissen. Mercedessen, Saabs, Volvo’s. Geen boutje en moertje mag ooit nog op de weg verschijnen.
Medio december 2002 is het autoschip Tricolor van de Noorse rederij Wilhelmsen voor de Belgische kust gezonken, na een aanvaring met de containerschip Kariba. Het 200 meter lange en 32 meter brede vaartuig ligt sindsdien op z’n kant, net buiten de haven van Antwerpen, ergens ter hoogte van Duinkerken. Bij laag water steekt de ingedeukte romp van het reusachtige vaartuig soms net boven de zeespiegel uit.
Een ongeluk komt nooit alleen. Twee dagen na de scheepsramp vaart het vrachtschip Nicola boven op de gezonken schuit. Op nieuwsjaardag herhaalt de Turkse tanker Vicky het voorval. „De twee kapiteins hebben hun schip tijdelijk op het wrak geparkeerd”, grapt directeur Hans Rooij van Smit Salvage.
„Dat klinkt amusant, maar het is natuurlijk tragisch. En verbazingwekkend. De loodsen van deze schepen waren nog maar amper een uur van boord. Ik ben ervan overtuigd dat de loods voor vertrek heeft gezegd: „Pas straks op voor het wrak van de Tricolor.” Toch stond er bij een van de schepen niemand op de brug. Onbegrijpelijk.”
Het Rotterdamse sleep- en bergingsbedrijf verwacht zeker een halfjaar nodig te hebben voor het bergingskarwei. In totaal moeten de bergers zo’n 20.000 ton ijzer naar boven halen. De Tricolor weegt 15.000 ton, terwijl de 2800 auto’s en vrachtauto’s nog eens 4000 tot 5000 ton wegen. Ooit bedroeg de waarde van de twaalf hoog gestapelde personenauto’s zo’n 50 miljoen euro.
Smit Salvage is er eind vorig jaar, begin dit jaar „met veel moeite” in geslaagd om 16.000 ton bunkerolie uit het wrak te pompen. Zo’n 4000 ton is weggelekt en op de kust van België gespoeld. „Bij duikwerkzaamheden kwamen we er achter dat de tanks waren gescheurd.”
Het bergingsbedrijf heeft tijdens het manoeuvreren met een bok en een sleepboot een afsluiter van het autoschip kapotgevaren. „Het is een ongeluk tijdens werkzaamheden. Er is geen sprake van nalatigheid. Door wind en stroming is de achterkant van ons schip met het wrak in aanraking gekomen. Met zulk zwaar materieel zijn afstanden moeilijk in te schatten. Bovendien waren de weersomstandigheden op het randje: kunnen we wel of niet werken.”
De ramplocatie levert extra complicaties op voor de bergingsoperatie. „Het is een klus met een hoge moeilijkheidsgraad.” Rooij verwacht -ondanks dat het zomer wordt- slechts 30 tot 40 procent van de tijd op zee aan de slag te kunnen. „Het is een zeer slechte plek: weersgevoelig en met veel stroming tijdens hoog- en laagwater. Het is voor ons alle hens aan dek.”
Plannen van Smit om het op z’n kant liggende schip eerst rechtop te zetten, stuiten op onoverkomelijke problemen. De krachten op de scheepshuid van de varende blokkendoos -„een honingraat van dunne plaat en spantjes”- zouden te groot zijn.
Smit Salvage hanteert daarom tijdens de berging dezelfde gepatenteerde methode als bij de Koersk. Het autoschip wordt een speciaal gebouwd zaagsysteem in stukken gezaagd. „Alsof je een brood doormidden snijdt.” Daardoor moeten zeven hapklare brokken van pakweg 2500 tot 3000 ton ontstaan. „We zagen overal dwars doorheen.”
Vervolgens worden de stukken één voor één -of als het weer het toelaat meerdere tegelijk- op een ponton naar Antwerpen of Brugge gebracht. Met de auto’s er nog in. „Bij de berging zullen er links en rechts best een paar uit het wrak vallen”, verwacht Rooij. Geen probleem. Zijn mannen vegen na afloop van de operatie het stukje zeebodem weer keurig aan.
De autofabrikanten zijn volgens de Salvage-directeur „redelijk neurotisch” over de berging van de gloednieuwe vierwielers. „Wij moeten de garantie geven dat geen boutje of moertje ooit nog op de weg zal komen. Ze willen dat we aantonen dat echt alles is gesloopt.” Elke gestrande auto bevat nog motorolie, koelvloeistof, brandstof en een accu. „Alles moet gescheiden worden afgevoerd. Dat is op zich al een heel karwei.”
Smit kiest ervoor de klus te klaren in een consortium met Belgische en Nederlandse collega’s, waaronder Vitzer Wijsmuller. De Belgen gooien hun 3000 ton zware Rambis in de strijd. „Op deze manier kunnen wij de risico’s spreiden.” Bovendien zou de langdurige operatie te veel beslag leggen op de capaciteit van het Rotterdamse maritieme concern.
Hoeveel geld er met de berging is gemoeid, wil Rooij niet zeggen. „De eigenaar houdt dat liever voor zichzelf”, aldus de Salvage-directeur. Een tipje van de sluier wil hij wel oplichten. „Reken maar dat het een redelijke aanneemsom is.”