Kerk keert terug in Algerije
Exacte cijfers zijn niet gemakkelijk boven tafel te krijgen. Maar het is een onloochenbaar feit dat de kerk in Algerije groeit. Wat de autoriteiten van het islamitische land steeds meer zorgen baart – maar ook steeds vaker de aandacht van de media trekt.
In de nacht van zaterdag 9 januari 2010 steekt een woedende menigte moslims de protestantse Tafatkerk in Tizi Ouzou, zo’n 100 kilometer ten oosten van Algiers, in brand. Het gaat om een huiskerk, ondergebracht in een appartement.Een paar jonge Algerijnen die christen waren geworden, hadden de huisgemeente enkele jaren geleden opgezet. Inmiddels bezochten iedere zondag echter meer dan 300 kerkgangers de diensten – wat de woede van buurtbewoners had gewekt. Sindsdien is het onrustig gebleven in de buurt.
Een treurige gebeurtenis. Maar toch ook een aanwijzing voor de groei van de kerk in Algerije, die in de media niet onopgemerkt bleef. De Algerijnse krant Al-Watan publiceerde foto’s van de smeulende resten van de kerk, en voerde ook een eigen onderzoek uit naar de achterliggende oorzaken.
Vorige maand maart belegde Abdallah Ghulamallah, de Algerijnse minister van Godsdienstzaken, een conferentie die min of meer tot doel had het ‘probleem’ van de groei van de kerk in Algerije te bespreken. Er waren veel geestelijken uitgenodigd, onder wie monseigneur Ghaleb Bader, de nieuwe aartsbischop van Algiers, die zelf van Jordaanse afkomst is. Deze vroeg de minister discriminerende wetten in te trekken en de christenen vrijheid van eredienst te garanderen.
Samir Khalil Samir, een jezuïet en zelf ex-moslim, was bij deze conferentie aanwezig. Hij beschrijft dat de minister zeer boos werd over de woorden van mgr. Bader. Volgens pater Samir eiste de minister van de aartsbisschop wat ook diens twee Franse voorgangers gedaan hadden: voorkomen dat moslims christen worden.
De groei van de kerk in Algerije is een feit dat de autoriteiten steeds meer zorgen baart. Het is niet gemakkelijk om exacte cijfers boven tafel te krijgen. In islamitische samenlevingen rust een absoluut taboe op het schrijven en praten over moslims die zich tot het christendom bekeren.
Het gegeven echter dat Arabische kranten in Noord-Afrika in de achterliggende jaren plotseling over dit onderwerp gingen schrijven, geeft aan dat het maatschappelijk begon op te vallen. De verscherpte regeringsmaatregelen in Algerije, maar ook Tunesië en Marokko (zie de uitzetting van christelijke hulpverleners, vorige maand) tegen christenen en evangelisatie vormen een tweede indicatie.
Al-Yaum was op 4 september 2001 de eerste Algerijnse krant die een uitgebreid artikel aan de groei van het christendom wijdde. De krant sprak over „schrikbarende cijfers van bekeerlingen” in vooral de noordelijke provincies van Algerije. Volgens Al-Yaum waren moslims die de islam verlaten en christen worden „een dagelijks verschijnsel geworden in Algerije.”
De krant plaatste deze ontwikkeling in de context van de maatschappelijke ontreddering in Algerije. Tussen 1991 en 1997 werd het land verscheurd door een uiterst bloedige burgeroorlog tussen islamitische fundamentalisten en de Algerijnse staat die 150.000 Algerijnse burgers het leven kostte. De Algerijnen probeerden dit trauma te verwerken en te vergeten, maar volgens Al-Yaum was het percentage zelfmoorden onder jonge Algerijnen zeer hoog. De krant verweet evangelisten deze situatie uit te buiten.
In 2005 wijdde zowel de Saudische krant Al-Riyadh als de Franse Le Monde een aantal artikelen aan de ontwikkeling. Le Monde schreef op basis van eigen onderzoek tot de conclusie te zijn gekomen dat de groei van de kerk in Algerije was begonnen in 1992, toen tussen de 4000 en de 6000 Algerijnen christen werden. Volgens de krant kwam de groei van de kerk in Algerije vervolgens in een stroomversnelling.
De Saudische Al-Riyadh baseerde zijn artikelen op het werk van twee Algerijnse wetenschappers, die het verschijnsel hadden onderzocht. Deze onderzoekers concludeerden dat de groei van het christendom zich niet meer beperkte tot Noord-Algerije. Zij hadden de zuidelijke Saharaprovincies bezocht en stelden dat al zo’n 5 procent van de bewoners in het zuiden christen was geworden.
Volgens Al-Riyadh hadden de twee onderzoekers hier „evangelisten en priesters aangetroffen die de taal van de bewoners spraken om aldus hun christelijk gif te verspreiden.” De krant beweerde verder dat evangelisten Algerijnse jongeren verleidden door hun alcohol en geld aan te bieden. Felle kritiek uitte Al-Riyadh op de Algerijnse regering, die hiertegen geen actie ondernam.
De toenemende media-aandacht leidde ertoe dat islamitische leiders en partijen druk begonnen uit te oefenen op de Algerijnse regering, die vervolgens in februari 2006 wet 06-03 aannam. Deze wet perkte de godsdienstuitoefening door niet-moslims ernstig in. Evangelisatie wordt door de wet bestraft met gevangenisstraffen, die kunnen oplopen tot vijf jaar.
Gary Lane van CBN News stelde naar aanleiding van deze wet dat „de Algerijnse regering thans oorlog voert tegen al-Qaida. Er woedt echter nog een andere oorlog in Algerije. Het christendom maakt een formidabele comeback in Algerije.”
In eerste instantie werd wet 06-03 niet uitgevoerd, maar dit veranderde in mei 2008. De Algerijnse islamitische al-Nahdapartij eiste actie van de regering. Mohammed Hudaibi, kaderlid van de partij, stelde „dat evangelisatie een belangrijk probleem is geworden in Algerije. Het is niet marginaal, zoals sommigen denken.”
De regeringscampagne tegen evangelisatie werd begeleid door een agressieve campagne in de Algerijnse media, die berichtten dat de evangelisten potentiële bekeerlingen 5000 euro beloofden. Na mei 2008 werden tientallen kerken in Algerije gesloten en begonnen er rechtszaken tegen zowel evangelisten als bekeerlingen.
Deze campagne tegen de prille kerk in Algerije had echter een verrassend neveneffect. Hij maakte de aanwezigheid van tot het christendom bekeerde Algerijnen zichtbaar.
Rechtszaken tegen hen kregen veel media-aandacht. Zo bracht de Algerijnse krant Al-Nahar op 23 april 2009 het verhaal van een Algerijnse politieagent die samen met zijn dochter christen was geworden. Met name deze rechtszaak veroorzaakte opschudding in Algerije en daarom had Al-Nahar vader en dochter geïnterviewd.
De politieagent stelde dat hij „toen hij nog moslim was altijd psychisch gespannen was. De gruwelijke moordpartijen in de jaren 90 hadden hem bang gemaakt voor de islam. De Bijbel had hem zijn geestelijk evenwicht teruggegeven.” Zijn dochter vertelde dat ze bewust christen was geworden, zonder dwang en zonder evangelisten, en dat ze er totaal geen spijt van had.
Al-Nahar stelde dat er volgens officiële cijfers 10.000 „nieuwe christenen” in Algerije waren, maar dat onofficiële onderzoeken eerder in de richting van 100.000 wezen. De krant schreef ook dat er in westelijk Algerije een opmerkelijke toeloop van jonge Algerijnen was tot het christendom, vooral in en rond de steden Oran en Mostaganem.
De openhartige getuigenissen van de politieagent en zijn dochter brachten islamitische leiders tot razernij. Ze eisten van de regering dat die op afvalligen van de islam de traditionele islamitische straffen zou toepassen. Wat tot nog meer media-aandacht leidde.
De website Aafaq wijdde er vorig jaar een aantal artikelen aan (onder andere op 22 januari en 22 april) en kwam tot enkele interessante conclusies. De site stelde ten eerste dat het christendom zich momenteel in heel Algerije verspreidt en zelfs regio’s bereikt waar islamisten de dienst uitmaken. Vervolgens stelde Aafaq dat deze bekeringen niet zozeer het resultaat zijn van het werk van evangelisten. De redenen hiervoor moeten vooral worden gezocht binnen de islam zelf. De gruweldaden, in de jaren 90 begaan in naam van de islam, hadden veel jongeren aan het denken gezet.
De Algerijnse regering overschat de invloed van evangelisten. Internet en Arabische christelijke websites hebben een veel grotere invloed dan individuele evangelisten. Het interview met de dochter van de politieagent wijst in dezelfde richting. Zij verklaarde nooit een evangelist ontmoet te hebben.
De groei van de kerk in de noordelijke Berberprovincies, met name Kabylië, heeft nog een bijkomende achtergrond. Toen de Fransen in 1962 Algerije verlieten, werd de nieuwe Arabische republiek Algerije uitgeroepen. De nieuwe leiders in Algiers stelden dat Algerije slechts één taal had, de Arabische, en slechts één godsdienst en cultuur, de islamitische. Dit leidde tot spanningen tussen Berbers en Arabieren. Berberintellectuelen begonnen naar hun eigen Berberidentiteit te zoeken en ze begonnen hun taal, het Amazigh, schriftelijk te ontwikkelen.
Het Nieuwe Testament was het eerste boek dat in hun taal verscheen, zo bleek. Veel Berbers begonnen arabisering en islamisering te zien als twee zijden van dezelfde medaille.
Ondertussen gaan de rechtszaken in Algerije tegen christenen onverminderd door. Dat bracht de Algerijnse dissidente journalist Arezki Ait Larbi ertoe een artikel te schrijven met als kop: ”Stop de heksenprocessen tegen christenen in Algerije”. Bovendien getuigen christelijke leiders in Algerije dat het jaar 2009 ondanks de nieuwe wet een uiterst vruchtbaar jaar was voor de kerk. Pastor Yusef Jacob vertelt dat sommige kerken qua ledental met meer dan 800 procent groeiden. „In Kabylië zijn meer dan 2000 steden en dorpjes en in iedere stad zijn thans kerken en zelfs het kleinste dorp heeft huiskerken.”
Deborah Meroff, een Amerikaanse journaliste, heeft haar ervaringen in Algerije beschreven in het boek ”Gods uur in Algerije”. Opmerkelijk in haar verslag is dat vele bekeerlingen haar vertelden over dromen en visioenen waarin Christus hun verschenen was. Ze citeert ook een Algerijnse regeringsfunctionaris, die zei dat „het aantal bekeerlingen in Algerije een staatsgeheim is.”