Grieken niet helpen is geen optie
Wekenlang heerste er onzekerheid over de omvang en de precieze vormgeving van een noodplan voor Griekenland. Dat verergerde de crisis. Het besluit dat de ministers van Financiën uit de eurozone gisteren aankondigden, verschaft eindelijk helderheid.
Vorige week werd duidelijk dat er spoedig iets moest gebeuren. Op de financiële markten bleek dat bij beleggers alle vertrouwen was verdwenen. De koersen van de Griekse staatsobligaties zakten zo ver weg dat de rente ofwel het rendement op die stukken naar recordhoogte steeg. Bovendien sloeg de onrust over naar de burgers. Zij haalden circa 10 miljard euro aan spaargeld weg bij de banken.De ontwikkelingen betekenden dat een volgende poging van de overheid in Athene om nieuw kapitaal aan te trekken, haar zou opzadelen met een intrestlast van maar liefst zo’n 7,5 procent. Duitsland, dat voor investeerders geldt als de meest solide deelnemer aan het project van de gemeenschappelijke valuta, betaalt slechts iets meer dan 3 procent. Al met al nam het risico dat Griekenland niet langer aan zijn verplichtingen kon voldoen, snel verder toe.
Beslissingen in de monetaire en de financiële sfeer vallen vaak in het weekend. De beurzen zijn dan gesloten. Zij hebben pas de mogelijkheid om te reageren als de knopen zijn doorgehakt. Gistermiddag voerden de ministers van de zestien eurolanden telefonisch overleg. Zij zegden toe dat de zuidoostelijke EU-lidstaat dit jaar kan rekenen op in totaal 30 miljard euro aan bilaterale leningen tegen een vergoeding van 5 procent.
De Grieken zijn door hun budgettaire wangedrag zelf de oorzaak van alle narigheid. Niets doen en hen aan hun lot overlaten, is echter geen optie. De problemen zetten namelijk de eenheidsmunt onder druk en de kans groeit dat de crisis andere zwakke broeders, zoals Portugal en Spanje, meesleept. Bovendien zou een eventueel faillissement van Griekenland forse verliezen opleveren voor banken elders in Europa die schuldpapier van genoemde partij bezitten.
Als alles goed gaat, worden de regeringen die leningen verstrekken er niet slechter van. Zij ontvangen immers een stevige rente. Blijft Athene in de toekomst alsnog in gebreke, dan confronteert hen dat met verliezen en daar draait uiteindelijk de belastingbetaler voor op.
De besluitvorming over het hulpprogramma is moeizaam verlopen. Op 11 februari beloofden de regeringsleiders „vastbesloten en gecoördineerd” te zullen optreden als de eurozone als geheel in gevaar zou geraken. Die niet concreet ingevulde handreiking maakte weinig indruk op de financiële wereld.
Op 25 maart bereikten zij een akkoord over nadere bepalingen rond de reddingsoperatie. Zo spraken zij af dat ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zou worden ingeschakeld, een eis van vooral Duitsland en Nederland. Voorts verklaarden zij dat het rentepercentage op de noodkredieten geen subsidie-element mocht bevatten.
Wat dit laatste betreft: in de voorbije zes maanden bedroeg de intrest voor Griekenland gemiddeld 4,2 procent. De beoogde 5 procent ligt boven dat niveau, maar tevens ver onder de huidige ‘marktprijs’ van 7,5.
Gisteren werd de derde stap gezet op de weg naar steunverlening. Het wachten is nu op het moment waarop de Grieken vragen het beschikbare mechanisme te activeren. Of misschien zijn de markten tevreden over de garantie, keert daardoor het vertrouwen geleidelijk terug en hoeven de europartners toch niet bij te springen.