Janine Minnaard: Mijn kapperszaak kwam me bijna aanwaaien
„Tegenslagen?” Ondernemer Janine Minnaard (26) uit ’s-Gravenpolder kijkt nadenkend voor zich uit. „Mijn kapperszaak kwam me bijna aanwaaien.”
Al op haar negentiende werd ze ondernemer. Ze nam ontslag bij de kapperszaak waar ze werkte, zette een advertentie in het kerkblad van de regionale gereformeerde gemeenten en reed als kapster van huis naar huis. Sinds krap een jaar heeft Janine een eigen kapsalon.Waarom ben je ondernemer geworden?
„Ik had het niet meer naar mijn zin bij de kapperszaak waar ik werkte. Mijn vader en mijn vriend –nu man– zeiden tegen me: „Je moet voor jezelf beginnen.” Ik ben naar de Kamer van Koophandel gestapt en begon nog geen week later met mijn kapperszaak. Omdat ik nog thuis woonde, had ik toch niks te verliezen als het mis zou gaan.”
Waar komen je klanten vandaan?
„Uit heel de regio; van Borssele tot Krabbendijke. Dat heb ik te danken aan de tijd dat ik nog naar mijn klanten reed. Sommigen ken ik nu al zes jaar. Met hen heb ik een band opgebouwd; ze komen nu speciaal voor mij naar ’s-Gravenpolder.”
Knip je ook beter dan je concurrenten?
„Dat denk ik niet. We hebben allemaal dezelfde opleiding gedaan. Nee, de klanten komen naar mij omdat ik goedkoper ben dan kapsalons in de buurt. Daar moet ik het van hebben. Ik wil bewust een paar euro onder mijn concurrenten zitten.”
Verdien je dan wel genoeg?
„Jawel. In elk geval meer dan de 6 euro per uur die je als personeelslid krijgt. Verder heb ik natuurlijk geen personeel dat ik moet uitbetalen en hoef ik geen pand te huren omdat mijn kapsalon aan ons woonhuis vastzit.”
Hoe loopt je zaak?
„Goed. Ik werk vier dagen en twee avonden per week. En dan vragen mensen soms nog of ik niet ook op zaterdag open kan.”
Geen last van de recessie dus?
„Juist niet. Ik profiteer ervan, omdat mensen in deze tijd sneller op zoek gaan naar de goedkoopste kapper.”
Adverteer je veel?
„Nee. Af en toe in het plaatselijke kerkblad. Dat is genoeg. Zo’n 90 procent van mijn klanten is reformatorisch. „Jij bent ook van onze kerk”, zeggen ze dan. „Jij draait tenminste geen muziek.” Ik voel hen denk ik beter aan dan niet-reformatorische kapsters.”
Jonge ondernemers hebben hun financiën niet altijd goed op orde. Herkenbaar?
„Ik weet wel wat er per maand binnenkomt, maar ben er niet heel erg mee bezig. Mijn man werkt ook, dat scheelt. Daarom ben ik niet bang als ik een week bijna geen klanten krijg.”
Tegenslagen?
„Die heb ik eigenlijk nooit gehad. Soms denk ik: het gaat wel heel makkelijk allemaal. Het komt me eigenlijk bijna aanwaaien.”
En de toekomst?
„Zoals het nu gaat, vind ik het prima. Ik wil niet uitbreiden. Als ik personeel aanneem, krijg ik misschien het dubbele aantal klanten, maar de inkomsten gaan door de helft. Bovendien: nu kan ik makkelijker een dagje vrij plannen, hoef ik niet op vaste tijden open te zijn en kan ik tussendoor soms even stofzuigen of een wasje doen.”
Dit is deel twee in een serie over jonge ondernemers. Volgende week deel drie.