Partijen laten zich door CPB korset aantrekken
Het Centraal Planbureau (CPB) rekent de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen netjes door. Maar hebben we daar wel wat aan, vraagt Gerrit de Jong zich af.
De economische wetenschap heeft een stevige knauw gekregen omdat ze de financiële crisis volkomen heeft onderschat en niet heeft aan zien komen. Het Centraal Planbureau wijdt in zijn jongste Centraal Economisch Plan, waarin onze economische vooruitzichten voor het komende jaar staan, een apart hoofdstuk aan dit gebrek de crisis te kunnen voorspellen. De modellen van economen zijn niet berekend op het gedrag van een overheid die de bank Lehmann Brothers failliet liet gaan, stelt het Planbureau nuchter vast.Het CPB trekt de vergelijking met een aardbeving. Je weet dat die een keer komt, maar ze komt altijd als een dief in de nacht. Het enige wat je kunt doen is schokbestendig bouwen. Een schokbestendige economie is derhalve gewenst. De vraag is: waar plaats je de bufferzones?
Ondanks deze knauw heeft het Planbureau voor de komende vier jaar weer een economische prognose afgegeven. Ongetwijfeld bedoeld voor de politieke partijen als kader voor de economische paragraaf in hun verkiezingsprogramma’s. En als de programma’s klaar zijn, zal het Planbureau ze weer doorrekenen op hun consistentie.
Prullenmand
Bij dit soort gereken passen twee kanttekeningen. In de eerste plaats kun je met zo’n economische verkenning vreselijk het schip in gaan. Ik herinner me nog de verkiezingen van 1994. Het Planbureau had voor de komende vier jaar voorzichtig een economische groei voorspeld van 1,75 procent per jaar. Alle partijen zuchtten zwaar om hun ombuigingen ingevuld te krijgen. Toen de vier jaar voorbij waren was de werkelijke groei het dubbele van de prognose geweest. Verkiezingsprogramma’s konden met terugwerkende kracht de prullenmand in.
Waarom laten de partijen zich toch zo door dit soort onzekere prognoses in het pak naaien? Dat is de tweede kanttekening. Het nut van de doorrekening van het Planbureau is dus dat er vergelijking tussen de economische paragrafen van de verschillende verkiezingsprogramma’s mogelijk is, omdat ze allemaal hetzelfde korset krijgen aangetrokken. Maar of het korset de juiste maat heeft, dat weet niemand. Geen makkelijk verhaal in de verkiezingscampagne.
Waar zouden die schokbestendige buffers moeten worden ingericht? Het lijkt er veel op dat daarvoor de arbeidsmarkt wordt gekozen. Het aantal mensen met tijdelijke contracten, het aantal kleine zelfstandigen zonder personeel, mensen die zich ontmoedigd terugtrekken van de arbeidsmarkt, maar ook de mensen die onvrijwillig worden ontslagen vangen de klappen op.
In stevig contrast daarmee staat het verzet van de financiële sector –waar toch de ellende is begonnen– tegen hogere kapitaalbuffers op hun balansen. Dat zou de mogelijkheden verkleinen om met een klein beetje geld een enorme hefboom te produceren en met dat geld een windhandel op te zetten. Hier zit een morele kant aan de zaak. Mag een financiële sector zijn risico’s afwentelen op de gemeenschap, en dan met name op de nieuwe werklozen, en zelf vrijuit gaan? Deze muis verdient nog een heel lange staart.
Tomaten
Ten slotte bekruipt mij het gevoel dat we met al dat gereken de echte verschillen tussen de verkiezingsprogramma’s niet boven water krijgen. Ik las afgelopen week de nieuwste biografie van prins Bernhard. De prins bracht de tijd na de Eerste Wereldoorlog voor een deel door als student in Berlijn. Ook toen een diepe economische crisis met gierende inflatie, en daarna een economische opleving die aan veel mensen voorbijging, terwijl Berlijn feestte met cabaret, pornografie en cocaïne. Ondertussen groeide het leger ontevredenen met een afkeer van de politiek van de oude heren. We weten waarop dit alles is uitgelopen.
Ik dacht onwillekeurig aan de toestand in ons land op dit ogenblik. De partijen die ontevredenheid als hun handelsmerk hebben door met tomaten te willen gooien dan wel haat te prediken tegen islamieten, scoren inmiddels een derde van de stemmen bij de laatste verkiezingen. Als we daarnaast aannemen dat ook een derde niet eens komt stemmen dan is de helft van de bevolking boos en ontevreden of apathisch.
Misschien zou het beter zijn de programma’s van de politieke partijen eens te laten doorrekenen op de manier hoe ze deze geest van ontevredenheid weer in de fles willen krijgen en hoe ze de uitwassen van het kapitalisme willen bestrijden, het volk ten baat.
De auteur is lid van de Algemene Rekenkamer.