Homofiel is kerkpolitieke pion geworden
„Waarom zijn we nu ineens wel in beeld?” verzuchtte onlangs een homofiel die belijdend lid is in een hervormde gemeente van gereformeerdebondssignatuur ergens in het land. Hij had het natuurlijk over het feit dat in GB-gemeenten sinds enkele weken over niets anders meer gepraat wordt dan over het homohuwelijk. Over ons, zonder ons. Want het lijkt erop dat het helemaal niet meer over het homofiele gemeentelid gaat, maar puur over kerkpolitiek.
Overal in GB-gemeenten is er verdriet en afschuw te merken over het zogenaamde triosynodebesluit dat het mogelijk maakt dat niet-huwelijkse relaties in de toekomstige SoW-kerk gezegend zullen worden. Volgens velen is de maat van de kerkelijke verdraagzaamheid nu vol en de vraag of de Bond wel verder moet (en kan) met SoW klinkt luider dan ooit.
SoW. Die drie letters staan eigenlijk centraal, ook al lijkt het over homofilie en over het homohuwelijk te gaan. Overigens is die laatste term volstrekt niet aan de orde in deze kerkelijke discussie, want de triosynode heeft absoluut géén besluit genomen dat het homohuwelijk, in burgerlijke zin, erkent. Maar daarover lijkt het in de discussie al lang niet meer gaan. Het gaat niet over mensen, het gaat niet over een pastoraal probleem, maar het gaat om pure kerkpolitiek. Of, zoals een predikant onlangs zei: „De homofiel is een kerkpolitieke pion geworden.” Hij verweet dat overigens voornamelijk de synode, maar daar is nog wel wat op af te dingen.
Wapen tegen SoW
Waarom wordt nu juist het onderwerp ”homofilie” ingezet als hét wapen tegen SoW? Hierop is maar één antwoord te geven: over het afwijzen van de homoseksuele praxis is er binnen de Bond een grote mate van overeenstemming. En omdat die eenstemmigheid er over het geheel van het SoW-proces niet is, wordt het vraagstuk van het zegenen van onder andere homofiele relaties nu als wapen tegen SoW ingezet.
Toch is het niet helemaal gelukt de rijen te sluiten. Want nadat de Bond officieel een tussenweg bepleitte in deze kwestie (helemaal niets regelen over het huwelijk), in overeenstemming met de brief van een hervormde wijkgemeente uit Veenendaal, bleek uit de open brief van een vijftal synodeleden, die gepubliceerd werd in het RD van 11 december, dat een groot aantal bonders ook dat geen begaanbare weg vindt. Met het huwelijk kun je niet marchanderen, vinden zij. Dus stellen zij dat je met een kerk die of het zegenen van niet-huwelijkse relaties toelaat, of in de grondslag van de kerk helemaal niets over het huwelijk zegt, niet van doen kunt hebben. Zo’n kerk zou valse trekken hebben gekregen.
De vraag is nu echter of je een zeer gevoelig liggend onderwerp als homofilie wel als een kerkpolitiek wapen in mag en kan zetten. Je kunt toch immers niet praten over iets, zonder dat je daarbij eerst eens praat met de mensen die het betreft? Want voor duizenden bonders is homofilie niet een bijltje om het SoW-boompje mee om te hakken, maar is het een existentiële zaak. Het gaat om wat ze zijn, waar ze iedere dag en de hele dag mee geconfronteerd worden. En daarover zwijgt de Gereformeerde Bond nog steeds en op dat punt laten gemeenten en predikanten (de goede niet te na gesproken –die zijn er gelukkig ook en dat zijn écht niet alleen zij die menen dat homofiele relaties wel mogen!–) hun homofiele gemeenteleden in de kou staan.
Hemelscheidend
Tegen de synode wordt gezegd dat zij de bijbelgetrouwe homofielen in de kou zet door de noodzakelijkheid van het leven in seksuele onthouding onnodig te noemen. Maar wie zet eigenlijk wie in de kou? Wat hebben die bonders gedaan voor dat gemeentelid dat na jaren tobben eindelijk over deze kwestie begon te praten? Verwezen ze hem/haar direct door naar de psychiater? Of waren ze stiekem blij toen hij zich over liet schrijven naar een hervormde gemeente waar het allemaal ”makkelijker” ligt? We hebben het dan over de meerderheid van de GB-predikanten, want er zijn zeker goede uitzonderingen te noemen.
Bij heel veel gereformeerdebonders leeft er oprechte pijn om het besluit van de triosynode. Daar wil niemand op afdingen. Maar denken de ambtsdragers eigenlijk nog wel aan de pijn die er leeft bij de homofielen in eigen kring? En zo ja, hoe is het dan mogelijk dat vijf predikanten in een bijna paginagroot krantenartikel niet één pastoraal woord zeggen over het probleem homofilie? Hoe is het mogelijk dat pastores een begrip als ”hemelscheidend” introduceren, juist als het om zo’n gevoelige kwestie gaat? Natuurlijk moet zo’n woord dan leiden tot het begrip ”kerkscheidend”. En dan zijn we weer bij de kerkpolitiek en is de cirkel weer rond. Het gaat over heel veel, maar niet over en om de mensen om wie het nu eigenlijk gaat.
Vergeten
Wat kunnen de homofielen nog verwachten van de Gereformeerde Bond? Weinig, zo is te vrezen. Misschien zal over de ruggen van de homofielen een kerkscheuring uitgevochten gaan worden. Want ”hemelscheidend” leidt tot ”kerkscheidend” en dat leidt –als je tenminste principieel bent– tot ”kerkscheurend”. Het is natuurlijk voor ambtsdragers die zulke harde taal spreken als de synodeleden in het opinieartikel van 11 december, volstrekt onmogelijk een kerk te blijven dienen die reeds vele, vele jaren een ”hemelscheidende” zonde als het inzegenen van relaties tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in haar midden tolereert. Zeker, straks mag het officieel, is het gelegitimeerd. Maar denkt er nu echt één bonder dat, als SoW niet had bestaan, deze discussie niet op de agenda van de hervormde synode zou zijn verschenen? En hoe was dan de houding geweest van hen die nu het hele probleem richting SoW schuiven? Zijn we de discussies in de Nederlandse Hervormde Kerk over het wel of niet mogen weigeren van praktiserende homofielen aan het avondmaal voor het gemak maar weer vergeten?
Stem verheffen
Nogmaals: de pijn van heel veel hervormden en gereformeerden die er geleden wordt aan het synodale besluit over het zegenen van niet-huwelijkse relaties wil niemand onder de tafel schuiven. Het is juist die pijn die veel homofielen die in onthouding willen leven, voelen als geen ander. Maar kunnen we er alsjeblieft eens over praten? En dan niet op de toon van juristen, maar op de toon van broeders?
Paulus schrijft in Galaten 6:1: „Broeders, indien ook een mens overvallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt.”
”Gij die geestelijk zijt…” Dan mag je –moet je– je stem verheffen tegen dat wat –naar vaste overtuiging– ingaat tegen Gods Woord. Dan mag je de volstrekte intolerantie van de zogenaamde toleranten aan de kaak stellen. Dan mag je de discussie aangaan. Maar alsjeblieft wel op een geestelijke wijze en in de geest der zachtmoedigheid. Om mensen te beschermen, te behouden en te helpen. Om elkaar vast te houden en niet om elkaar pijn te doen en –ten diepste– te gebruiken.
Het woord is aan de kerk. Aan ónze kerk, aan ónze voorgangers. Wie durft z’n stem te verheffen en te zeggen dat het anders moet?
n.a.v.De auteur is belijdend lid van een hervormde gemeente van gereformeerdebondssignatuur. Naam en adres zijn bij de redactie bekend.