Islam en kerkbouw
Bij de toename van het aantal moslims in de Europese landen komt de vraag op of het mogelijk zou zijn in ons land nog kerken te bouwen in het geval wij geregeerd zouden worden door een islamitische regering.
Natuurlijk kunnen we deze vraag ver van ons afschuiven door te denken dat het zover nog niet is. Dit lijkt echter op struisvogelpolitiek. De islam groeit, de kerken lopen leeg. En de meeste politieke partijen vinden dat van de islam geen gevaar te vrezen is.Het antwoord op de hierboven gestelde vraag is te vinden in het juridische advies (fatwa) nummer 5106 van Sjeik Saleh bin Abdullah al-Fauz.
Dit advies luidt: „Dit is [uit een islamitisch oogpunt] niet toegestaan. Moslims moeten niet toestaan dat christenen kerken bouwen, noch deze kerken restaureren als ze in verval geraakt zijn. Indien echter moslims een land bezetten waar al kerken zijn, moeten zij deze kerken laten staan totdat ze bouwvallig geworden zijn en verdwijnen. Ze mogen niet worden herbouwd. Moslims moeten niet toestaan dat de ongelovigen nieuwe kerken bouwen in het land van de islam, zeker niet op het Arabische schiereiland.
Allah’s profeet zei: „Twee religies samen op het Arabische schiereiland, kan niet. Kerken mogen niet op het Arabische schiereiland gebouwd worden naast moskeeën.”
Dit juridische advies, deze fatwa dus, laat in ieder geval aan duidelijkheid niets te wensen over.
Evert Sulman,
Ravellaan 26
9402 WC Assen
Paasdatum
In de krant (RD 2-4) wordt in een kort artikel aandacht besteed aan de paasdatum. Terecht wordt gesteld dat sinds het concilie van Nicea de christelijke paasdatum afwijkt van die van het Joodse pesach. Maar ik moest even mijn ogen uitwrijven toen ik las: „De strekking hiervan is onduidelijk.” Helaas is de strekking van dit besluit maar al te duidelijk: het is een van de anti-Joodse maatregelen die de oude kerk nam om afstand te nemen van de synagoge, of, scherper gezegd, een maatregel die voortkwam uit het anti-judaisme van de kerk, dat vaak nauwelijks van anti-semitisme te onderscheiden was en is.
De volgende zinsnede uit een brief van keizer Constantijn aan het concilie spreekt boekdelen: „Het is een onwaardige zaak, dat bij de viering van dit heiligste feest wij de praktijken van de Joden zouden volgen, die hun handen zo goddeloos hebben verontreinigd met een geweldige zonde en daarom terecht getroffen werden met een blindheid van de ziel. Laat ons daarom niets gemeen hebben met de verachtelijke Joodse bende. Immers, wij hebben van onze Heiland een andere weg gekregen.”
Eusebius maakt in zijn kerkgeschiedenis melding van deze keizerlijke brief, die naar de intentie dus door het concilie overgenomen is. En zo is de strekking van de datumverandering wel heel erg pijnlijk duidelijk: christenen wensen niets te maken te hebben met de verachtelijke Joodse bende die immers (in deze gedachtengang) verantwoordelijk is voor de moord op Jezus. Als een beklemmende dreiging hangt deze zinsnede sindsdien over de relatie van de kerk tot de Joden.
Ds. J. de Vreugd
Verdiweg 643
3816 KV Amersfoort