Terug naar Guinea
De pyjama’s waren veel te heet. De onderofficieren gaven ze weg aan de plaatselijke bevolking. De eerstvolgende zondag zagen ze de Papoea’s naar de kerk wandelen, de mannen vol trots in een gestreepte pyjama.
Het voorval is hilarisch, maar typeert wel de nogal gebrekkige voorbereiding van de Nederlandse soldaten op de situatie in Nieuw-Guinea. Ze wisten weinig van het eiland, de keuring was een lachertje geweest, de bewapening liet te wensen over en tropenkleding ontbrak. Dat laatste had tot gevolg dat de soldaten vaak in hun zwembroek rondliepen.Andreas Schelfhout behoorde in 1962 tot de laatste Nederlandse soldaten in de Indonesische archipel. Hij stelde zijn ervaringen op schrift, ook als verwerking, want de ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog én op Nieuw-Guinea lieten hem niet los. Zoals bleek toen hij ’s nachts in zijn tuin dekking zocht bij een onverwacht geluid. Of toen hij naast of onder zijn bed wakker werd, schuilend voor kanongebulder… dat vuurwerk voor de nieuwe commissaris der Koningin bleek te zijn. Waarna zijn vrouw vroeg: „Was het weer oorlog? Je lag zo te trappen en te zweten.”
Uiteindelijk schreef Schelfhout de herinneringen van zich af. ”De zomer van 1962” is een boeiend boek geworden, dat je in één adem uitleest. De vroegere sergeant beschrijft hoe hij als redacteur van de Gelderlander terugkeerde naar Nieuw-Guinea, maar vanwege uitgebroken onlusten overhaast het eiland weer verlaten moest. Hij publiceert de artikelen die hij toen, in 1992, schreef en stapt vervolgens dertig jaar terug in de tijd: naar de begrafenis van zijn grootvader, waar hem bij het graf het bericht werd overhandigd dat hij naar Nieuw-Guinea moest. Naar het soldatenleven op het eiland, de bewaking van het vliegveld aan de zuidkust, de jacht op Indonesische infiltranten en de politieke verwikkelingen rond het omstreden restant van Nederlands-Indië, Nederlands trots in de Oost, in de Gordel van Smaragd.
Na de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië (1945-1949) was het westelijke deel van Nieuw-Guinea tot het Koninkrijk der Nederlanden blijven behoren. Het werd een twistappel in de verhouding tussen Nederland en Indonesië.
Een halve eeuw geleden, op 31 mei 1960, werd het 6e Infanterie Bataljon Oranje Gelderland opgericht. Dat was het begin van een reeks overhaaste versterkingen van de strijdkrachten in Nederlands Nieuw-Guinea, als antwoord op de landing van Indonesische parachutisten in het oerwoud en de dreiging van een Indonesische invasie. Uiteindelijk ontwierp de Amerikaanse diplomaat Bunker een vredesakkoord, dat op 15 augustus 1962 in New York werd ondertekend.
Volgens de auteur is met iedere Nederlandse militaire missie naar het buitenland wel iets mis, volkenrechtelijk, politiek of militair-technisch. Desondanks wisten de uitgezonden gevechtseenheden op Nieuw-Guinea tijdens uitputtende achtervolgingen en felle gevechten in de jungle alle oogmerken van de infiltranten te verijdelen. Vele Indonesische militairen kwamen daarbij om of werden gevangen genomen. Honderden parachutisten verdwenen spoorloos in de dichte, alles bedekkende bossen.
De infiltranten moesten de bevolking tegen het Nederlandse gezag opzetten. In plaats daarvan hielpen de Papoea’s het Nederlandse bewind. Het was dan ook niet de keuze van de bevolking of een militaire nederlaag, maar het wegvallen van de Amerikaanse steun –onder invloed van prins Bernhard– die Nederland uiteindelijk dwong Nieuw-Guinea op te geven. „En zo werden, ondanks alle stellige beloften van de Nederlandse regering, van het parlement en van het Nederlandse bestuur in Nieuw-Guinea, de Papoea’s in de steek gelaten.”
Kritisch is Schelfhout over wat Nederland nu werkelijk voor de ontwikkeling van Nieuw-Guinea heeft betekend. En voor zendelingen die het geloof en de gewoonten van de Papoea’s probeerden te veranderen toont hij weinig begrip.
De zomer van 1962. De laatste gevechten om Nederlands Nieuw-Guinea, in het oerwoud en aan de conferentietafel, Andreas Schelfhout; uitg. U2pi, Voorburg, 2010; ISBN 978 90 8759 196 0; 219 blz.; € 16,50.