„Preek moet boodschap voor nu hebben”
Academische theologen mogen niet in een ivoren toren leven als ze aan het preken zijn. „Elke zondag als ik op de kansel sta, wil ik een boodschap brengen waar de gemeente wat aan heeft. Dan is de gemeente niet gebaat bij een uitvoerige analyse van de grondtekst.”
Promovenda drs. Marieke den Braber, werkzaam bij het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en predikante in algemene dienst van de PKN, promoveert over twee weken aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een studie over Jozua 5 tot 6:26. Zij vergelijkt in haar proefschrift ”Built from many stones” (uitgeverij 2VM, Bergambacht) exegetische methoden van twee befaamde wetenschappers op het gebied van het Oude Testament: de Deen N. Winther-Nielsen en de Schot A. G. Auld.Winther-Nielsen richt zich in zijn werk op de analyse van de tekst, met speciale aandacht voor de retorische structuur ervan, Auld legt de nadruk op de achtergronden en de geschiedenis van de tekst. Winther-Nielsen honoreert de inbreng van de algemene taalwetenschap en literatuurwetenschap, Auld die van filologie en exegese.
Den Braber betoogt dat een gecombineerde lezing van beide methodes, waarbij de methodes als stenen op elkaar gestapeld worden (vandaar de titel ”Gebouwd uit vele stenen”), de exegeet ten goede komt. „De exegese van Jozua lijkt op een gebouw. Winther-Nielsen en Auld analyseren de vele stenen waaruit het fundament, de tekst van Jozua, is opgebouwd. Ze kijken naar de bouwtekeningen, de originele constructie en de steeds veranderde vorm. Winther-Nielsen kijkt vooral naar het oorspronkelijke ontwerp en heeft geen aandacht voor de verbouwingen. Auld is juist wel geïnteresseerd in de geschiedenis van het gebouw en bekijkt de verbouwingen heel goed. Hij hoopt zo iets meer te kunnen begrijpen van de huidige constructie van het ge-bouw en het huidige gebruik ervan.”
De methode van Winther-Nielsen is volgens Den Braber waardevol vanwege de aandacht voor grammatica en zinsbouw van de tekst van de algemeen geaccepteerde ”Biblia Hebraica Stuttgartensia”, die van Auld richt zich op de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) en maakt de exegeet bewust van de positie van het boek Jozua in de Bijbel en de geschiedenis van de tekst.
Volgens Den Braber is Winther-Nielsen zo gericht op de tekst, dat hij niet geïnteresseerd is in de inhoud van de tekst. „Zijn methode heeft waarde als het gaat om het achterhalen van de retorische zeggingskracht van de woorden. Maar hij wil niets zeggen over de inhoud ervan. Of de tekst nu wel of niet letterlijk waar is, daar wil hij zijn vingers niet aan branden.”
De promovenda wil boven het dilemma van enkel tekst of enkel context uitkomen. Zij voelt zich geïnspireerd door de methode van haar copromotor prof. dr. E. Talstra, oudtestamenticus aan de Vrije Universiteit. „Hij legt de nadruk op de dialoog van de lezer van nu met de tekst van toen. Het gaat hem om de oorspronkelijke dialoog die met behulp van computergericht onderzoek naar de structuur van de tekst verhelderd wordt. Dat is niet gemakkelijk, want de Hebreeuwse taal is een dode taal, die we slechts door interpretatie kunnen begrijpen.”
Volgens Den Braber is er een consensus onder wetenschappers dat het boek Jozua „nogal wat tegenstrijdigheden” bevat en „aantoonbare moeilijkheden.” „Als historicus wordt Jozua niet voor honderd procent betrouwbaar geacht. Maar de bedoeling van geschiedschrijving was in die tijd anders dan in de onze. Het gaat ons om berichtgeving voor het nageslacht; in de tijd dat het boek Jozua geschreven werd, was het doel om uit het verleden bepaalde dingen voor het heden te bewaren. Gaat het dan om feiten? Wil je echte feiten, dan moet je iets anders doen dan het lezen van de Bijbel. Dan moet je graven in de grond. Daar vind je wat je vinden wil.”
Haar onderzoek betreft als casestudie de val van Jericho. De tocht van de priesters met de ark zeven keer om de stad en de val van de muren is wonderlijk, maar, zo vragen wetenschappers zich af, is die werkelijk gebeurd? Volgens Den Braber gaat het primair om de boodschap van het boek Jozua: de (on)gehoorzaamheid van het volk Israël. „Dat wil het boek, dat vooral het karakter heeft van een profetisch boek, duidelijk maken. Het gaat om het leven met God en de boodschap van Jozua is dat het niet dienen van God consequenties heeft. Het is Rachab, een buitenstaander, een vrouw uit een vreemd volk, die weet heeft van de God van Israël. Zij vertrouwt op die God, terwijl zij de verspieders eigenlijk tot de orde roept om meer vertrouwen in God te hebben.”
Den Braber zegt dat de focus van de studie van het Oude Testament momenteel meer dan voorheen is gericht op de tekst. „Oudtestamentische wetenschappers hingen eerst de historisch-kritische methode aan om de achtergronden en bronnen van de tekst te onderzoeken. Later volgde de literaire benadering. Ik denk dat we nu verder moeten. Het gaat in de Bijbel vooral om de boodschap.”
U bent gegrepen door het wonder van de val van Jericho. Waarom zou die niet letterlijk gebeurd kunnen zijn: zeven keer een tocht om de stad en het instorten van de muren?
„Ik sluit het niet uit, maar weet ook dat het getal zeven in de Bijbel vaak een symbolische betekenis heeft. Maar of de val van Jericho exact zo is gebeurd of niet, doet toch niets af van de boodschap? Ik zou het jammer vinden als die conclusie getrokken wordt. Inspiratie van de Bijbel wil voor mij zeggen dat God meer wil doen dan het vertellen van feiten. Hoe komt het dat een tekst van ruim 2000 jaar oud nog zo veel zeggingskracht heeft en zich heeft overleefd? Dan moet het toch wel een bijzonder boek zijn geweest.”
Bijzonder, maar ook goddelijk?
„De Bijbel is een boek waarin wij Gods stem horen. Dat betekent voor mij niet dat elke komma en elk teken geïnspireerd is door God. Zeker, de Bijbel is het middel waardoor wij God leren kennen en waarin Hij ons de weg wijst, maar door Zijn Geest spreekt Hij ook door mensen. Soms word je enorm gegrepen door het Woord, soms door een hand van de mens. In allebei is God aanwezig.”