Opinie

Goede argumenten voor een beslissend feit

Kun je in deze tijd nog geloven in de lichamelijke opstanding van Jezus?

2 April 2010 14:25Gewijzigd op 14 November 2020 10:15
Dr. P. J. Visser
Dr. P. J. Visser

Het geloof in de Opgestane, Die dood was en nu leeft, is geen kwestie van logica. Ieder die leeft van de genade die in Hem aan het licht gebracht is, heeft dat te danken aan de Heilige Geest. Deze overtuigt ons zó van de waarheid dat we daar vast op vertrouwen. Keer op keer spoort de Bijbel ertoe aan daarop door te gaan: „Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt” (2 Tim. 2:8). Of meer existentieel verwoord: „Houd het daarvoor dat u wel dood voor de zonde bent, maar Gode levend bent in Christus Jezus” (Rom. 6:11).Tegelijk kan dit geloof alleen van betekenis zijn als het gebaseerd is op de werkelijkheid. Anders gezegd: als de Gekruisigde ook echt is opgestaan. En de Eersteling is uit de doden, in Wie een nieuw bestaan aan het licht is gekomen. Ontbreekt die historische grond, dan is ons geloven tevergeefs. Onze hoop niet meer dan een wensdroom (1 Kor. 15:16-19).

Kortom, óf Jezus’ opstanding is een feit en ons heil werkelijkheid, óf de opstanding is een farce en ons heil een zeepbel. Het enige wat je in het laatste geval overhoudt is een stuk moraal. En met Jezus kom je niet verder dan met elke andere inspirerende wijsheidsleraar.

Intussen beweert menig theoloog wat Paulus bestrijdt. Sinds in naam van de redelijkheid een feitelijke opstanding uit de dood wordt afgewezen als volstrekt onmogelijk, vat men het paasverhaal op als een in mooie vorm gegoten wensdroom. De redenering gaat als volgt: Jezus leefde zó voort in de harten en hoofden van Zijn volgelingen, dat ze gaandeweg iets kregen van: Hij is niet dood, maar Hij leeft. En toen hebben ze Hem via een paasverhaal ook ‘echt’ laten opstaan. Voor menigeen is dat een aannemelijke verklaring voor een onmogelijk verhaal.

Er zijn echter gegronde redenen om deze redenering als onlogisch af te wijzen en het paasverhaal juist letterlijk te nemen. Zo wordt vaak ten onrechte gedacht dat de opstanding van Jezus pas sinds onze moderne tijd een probleem is. In vroegere tijden zou men naïever zijn geweest en daarom vrij probleemloos de lichamelijke opstanding van Jezus voor waar hebben aangenomen.

Nu is het zonder meer duidelijk dat er sinds de Verlichting in ons denken en wereldbeeld een wissel is omgegaan. Maar ondanks dat is het ronduit hooghartig om ervan uit te gaan dat men in de Oudheid alles voor zoete koek slikte. Men kon ook toen al logisch denken! Ook 2000 jaar geleden wist iedereen heel goed dat doden niet weer levend worden.

Verwarring en ongeloof
Nergens in de Bijbel vatten mensen Jezus’ opstanding dan ook op als vrij normaal. Integendeel, het hele idee stond zo haaks op hun denken dat elke confrontatie met (het bericht van) Zijn opstanding in eerste instantie steeds leidt tot complete verwarring en hardnekkig ongeloof. En dat dit uitgerekend het geval is bij Jezus’ directe volgelingen, met wie Hij een en andermaal over Zijn opstanding had gesproken, maakt het nog opmerkelijker. Het stond blijkbaar zo ver van hun denkwereld af, dat de betekenis van wat Jezus had voorzegd niet echt tot hen was doorgedrongen.

Ook verder in het Nieuwe Testament blijkt overduidelijk dat de boodschap van Jezus’ opstanding nergens in een naïef en primitief geloof wordt aanvaard, maar juist consequent wordt afgedaan als belachelijk en onbegrijpelijk. Van de filosofen in Athene (vgl. Hand. 17:32) tot en met de gelovigen in de gemeente van Korinthe toe (vgl. 1 Kor. 15). Bij heidense schrijvers vind je allerlei ideeën over het leven na de dood, maar het enige waarvan ze zeker wisten dat het niet gebeurde, is dat mensen na hun dood terugkeerden naar een lichamelijk bestaan.

Bovendien sluit het paasverhaal beslist niet aan bij de cultuur van die dagen. In het Joodse denken bestond wel hoop op een uiteindelijke opstanding van alle rechtvaardigen als onderdeel van een nieuwe toekomstige wereld, maar de opstanding van één mens, terwijl er verder niets veranderde in de wereld, was ondenkbaar. In het Griekse denken was opstanding niet alleen onmogelijk, maar ook onwenselijk. Het lichaam werd beschouwd als een kerker, waaruit de ziel na de dood werd bevrijd. Kortom, in de wereld van toen riep het paasverhaal eerder weerzin en verzet op dan instemming.

Ooggetuigen
Op grond van bovenstaande ligt het allerminst voor de hand dat het verhaal van Jezus’ lichamelijke opstanding destijds door mensen is bedacht. Er is veel meer voor te zeggen dat hun juist iets ongedachts is overkomen. Een aantal andere argumenten onderstreept dat.

Ten eerste schrijft Paulus in zijn brief aan de gemeente van Korinthe over een reeks ooggetuigen (1 Kor. 15:5-7). Naast zijn beroep op een mondelinge overlevering van dit feitelijke gebeuren –uit breed wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat dit soort mondelinge verslagen zeer betrouwbaar waren– voert Paulus deze getuigen op als een extra bevestiging dat de opstanding van Christus geen verzinsel is maar een feit. Velen van hen zijn nog in leven. Het kan dus nagevraagd worden.

Dat Paulus hier niet volstaat met twee of drie getuigen, wat in de regel voldoende was om een zaak te bewijzen, laat zien dat hij enerzijds aanvoelt hoe ongelooflijk Jezus’ lichamelijke opstanding is voor zijn lezers (voor dit feit zijn méér getuigen nodig), en dat hij anderzijds wil aantonen hoe onomstotelijk deze gebeurtenis is (met zo veel getuigen is het zeker!)

Ten tweede zijn de verslagen in de verschillende evangeliën geen gladde verhalen, maar zijn ze levensecht en eerlijk in hun verwarring, twijfel en groeiende verbazing. Alle volgelingen van Jezus staan er op de een of andere manier gekleurd op en zijn in hun reacties herkenbaar uit eerdere verhalen. Was er achteraf een verhaal geconstrueerd, dan zou alles waarschijnlijk veel geloviger toegaan en vloeiender verlopen.

Ten derde spreken alle evangeliën over vrouwen als eerste ooggetuigen. Juridisch gezien gold het getuigenis van vrouwen destijds niet als geldig bewijs. Hen opvoeren ging dus ten koste van de geloofwaardigheid. De reden dat het toch gebeurt, kan alleen zijn dat het echt zo is gegaan en de evangelisten een betrouwbaar verslag schreven met de voor hen beschikbare gegevens.

Er blijft daarom alle reden om door te zingen: ”U zij de glorie, opgestane Heer!”


Verder lezen over dit onderwerp:
Craig Evans en Tom Wright, De laatste dagen van Jezus. Wat echt gebeurde, Kampen 2010, 125-170.
Tim Keller, In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici, Franeker 2008, 211-221.
N.T. Wright, The Resurrection of the Son of God, Minneapolis, 2003.
M. Grant, Jesus: An Historian’s Review of the Gospels, New York, 1977
Dr. P. J. Visser, hervormd predikant te Amsterdam.Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer