„Betere voorlichting na afwijking op echo”
Een kwart van de vrouwen bij wie de 20 wekenecho laat zien dat hun baby een afwijking heeft, is niet tevreden over de informatie die zij vervolgens krijgt.
Dat concludeerden drie organisaties donderdagmiddag uit reacties op een door hen ingesteld meldpunt.De drie –BOSK Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders, de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) en de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK)– openden het meldpunt begin februari om de reacties van vrouwen die de echo ondergingen te peilen.
Na het sluiten van de meldactie, woensdag, hadden ruim 3000 vrouwen gereageerd.
De deelneemsters zijn over het algemeen tevreden over de informatie die zij voorafgaand aan de echo van verloskundigen kregen. Een op de tien vrouwen kreeg echter geen informatie, of ontving deze pas tijdens de echo zelf. Vijf procent van de vrouwen bleek niet te weten dat zij zelf mocht kiezen of ze de echo wel of niet wilde ondergaan.
Van de deelnemers aan het onderzoek maakte 75 procent gebruik van de 20 wekenecho. Bij 3 procent van de vrouwen die voor de echo kozen werd een duidelijke afwijking gesignaleerd, bij 7 procent een mogelijke aandoening.
Wordt er een afwijking gesignaleerd, dan blijkt een kwart van de vrouwen niet tevreden te zijn met de informatie die zij vervolgens krijgt. „Zij hadden meer informatie of duidelijkheid gewild over de afwijking en beter begeleid willen worden in hun afweging omtrent het wel of niet uitdragen van de zwangerschap”, zegt woordvoerder J. Franssen van BOSK.
De initiatiefnemers van het meldpunt noemen het verbeteren van de voorlichting aan deze vrouwen cruciaal en willen daarover in gesprek met gynaecologen en verloskundigen.
Franssen: „Een kleine 70 procent van de vrouwen die hebben gereageerd geeft aan bij een volgende zwangerschap weer te willen kiezen voor een echo. Daarom willen we nagaan of medisch specialisten zich in staat achten de aard en de gevolgen van de afwijking in begrijpelijke taal duidelijk te maken aan de ouders. Ook willen we weten of deze ouders in contact worden gebracht met ouders die een kind hebben dat een vergelijkbare aandoening heeft.”
De echo kan onder andere aangeboren afwijkingen zoals een waterhoofd en een open ruggetje tonen. Zijn deze zichtbaar, dan volgt na de echo prenataal diagnostisch onderzoek. Als ouders op basis van de uitkomst daarvan voor abortus kiezen, wordt deze ingreep vrijwel altijd uitgevoerd in een ziekenhuis, iets wat volgens de wet moet plaatsvinden voor de 24e zwangerschapsweek.
Het aantal abortussen tussen de 20e en de 24e zwangerschapsweek steeg van 140 in 2006, via 227 in 2007 naar 276 in 2008 sinds alle vrouwen per 2007 de 20 wekenecho krijgen aangeboden. Hoewel ziekenhuizen niet registreren of de abortus samenhangt met prenatale diagnostiek noemde de Inspectie voor de Gezondheidszorg dit wel aannemelijk. Zo vonden relatief veel zwangerschapsafbrekingen tussen de 20 en de 24 weken plaats in academische centra, kwam in deze gevallen de verwijzing vaak van een verloskundige of een ander ziekenhuis en werd vaak een consultatie opgegeven bij een klinisch genetisch centrum of een kinderspecialist, aldus de inspectie.
Kamerlid Wiegman (CU) stelde onlangs voor de 20 wekenecho te verleggen naar 24 weken. Zowel de PvdA als het CDA wees het voorstel af. Wel pleitte CDA-Kamerlid Schermers voor een consult van een deskundige voor ouders, om te voorkomen dat deze rond abortus een paniekbeslissing nemen.