„Helaas ook nu afstemming met Amerika”
Toen de Verenigde Staten het verdrag voor de oprichting van het Internationaal Strafhof ondertekenden, volgde de Israëlische regering gedwee. En nu de Amerikaanse Senaat twee weken geleden bekendmaakte dat deze dit verdrag niet zal goedkeuren, zal ook Israël hoogstwaarschijnlijk het strafhof niet ondersteunen.
Zo sterk voelt Israël zich gebonden aan de Amerikaanse besluiten, zegt Yossi Katz, lid van het Israëlische parlement voor de Labour-partij. In de Knesset is Katz voorzitter van het Comité van het Huis, dat ook verantwoordelijkheid op het gebied van staatsveiligheid heeft. „Israëlische ministers en vooral premiers zijn erg op Amerika georiënteerd. In dit geval heel jammer.”
Het permanent Internationaal Strafhof is een rechtbank die de functie overneemt van de tijdelijke tribunalen die tot nu toe hebben bestaan (Neurenberg, Joegoslavië, Rwanda). Het hof moet mensen (meest militairen) berechten die worden beschuldigd van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en volkerenmoord.
Amerika en Israël ondertekenden het verdrag op 31 december vorig jaar. Dat was de laatste dag waarop landen nog konden tekenen. Maar omdat dit verdrag net als vele internationale overeenkomsten niet alleen moest worden getekend, maar ook nog door het parlement moest worden goedgekeurd (ratificatie), behield de VS nog voldoende ruimte om tegen de oprichting van het strafhof te blijven. De toenmalige president Bill Clinton zei alleen maar te tekenen om „meer invloed” op de uitvoering te hebben.
Het is inmiddels vrijwel zeker dat er van een ratificatie van dit verdrag in Washington niets komt. De regering-Bush is nog sterker gekant tegen het Internationaal Strafhof dan het kabinet-Clinton. En twee weken geleden nam de Senaat zelfs een wet aan die het mogelijk maakt om het strafhof actief tegen te werken. Concreet komt dit er bijvoorbeeld op neer dat het Pentagon Amerikaanse soldaten die door het strafhof zijn aangehouden, met militair geweld zal bevrijden en terughalen. Pikant detail hierbij is dat het strafhof in Den Haag komt.
In deze vestigingsplaats werd in de afgelopen week een internationaal congres gehouden over deze internationale rechtbank. Yossi Katz was een van de sprekers. Hij heeft zich de voordracht van de Amerikaanse ambassadeur inzake oorlogsmisdaden Pierre-Richard Prosper goed in zijn oren geknoopt. Die liet er geen enkele twijfel over bestaan dat Amerika zich niet zou bedenken.
Katz schudt zijn hoofd. „Nu Washington zich tegen het strafhof keert, is alle kans verdwenen dat Israël dit zou steunen.”
Gelederen
De Israëliërs hebben meer met oorlogsmisdaden te maken dan enig ander land, zegt het Knesset-lid. „Wij hebben al sinds 1958 een wet tegen volkerenmoord. De Israëlische rechters hebben sinds de Tweede Wereldoorlog altijd in de voorste gelederen gelopen in de roep om internationaal strafrecht.”
Ook intern kiest Israël voor een ferme opstelling tegen ontsporingen van militairen, aldus Katz. „Enkele jaren geleden sprak het hooggerechtshof uit dat militairen zich in hun relatie met Palestijnen moesten gedragen volgens internationale morele regels. Dit bevestigde tal van vonnissen die waren opgelegd aan soldaten en politieagenten. Velen zijn zich te buiten gegaan in scheldpartijen en mishandeling. Van hoog tot laag zijn ze gestraft. Zowel door gewone als door militaire rechtbanken. Dus men kan niet zeggen dat Israël de neiging heeft de eigen vuile was binnen te houden.”
Ondanks dat Israël tijdens een oorlogssituatie toch schendingen van mensenrechten wil straffen, is het Internationaal Strafhof „een omstreden kwestie”, zegt Katz. „Men is bang voor een politisering van het hof. Onder het huidige statuut kan elke staat een klacht indienen tegen een militair van een andere staat. Het is vrijwel zeker dat Arabische staten daar misbruik van zullen maken. Dit wordt immers wel een heel gemakkelijke route.”
Verder is Israël wantrouwend tegen de internationale gemeenschap. „Wij hebben slechte ervaringen met de Verenigde Naties. Denk bijvoorbeeld aan de gelijkstelling van zionisme aan racisme en aan de openlijke vijandschap tegen ons op de conferentie in Durban afgelopen zomer. Zodoende hebben we een behoorlijke argwaan tegen de internationale gemeenschap.”
Katz noemt zichzelf een ”vredesduif”, maar ook hij vraagt zich af of je de VN kunt vertrouwen. „Enkele weken geleden heeft men Syrië met een overweldigende meerderheid tot lid van de Veiligheidsraad gekozen. Dat vind ik bedreigend”.
Harde lijn
Dat ook Israël er geen moeite mee heeft om het strafhof toch af te wijzen hoewel het het verdrag heeft getekend, vindt Katz heel verklaarbaar. „Onze vorige minister van Justitie, dr. Beilin, was een vredesduif. Hij heeft ondertekening gestimuleerd. Maar oud-premier Barak was tegen, wellicht vanuit zijn militaire achtergrond. Uiteindelijk is hij dus door de Amerikanen overgehaald om te tekenen. Maar onze huidige regering onder leiding van Ariel Sharon bestaat uit mensen van de harde lijn.”
„Een andere verklaring van de nieuwe opstelling is dat men ook in Amerika een nieuwe regering heeft gekregen. Clinton was er niet voor, Bush is er zelfs ronduit tegen. Kun je dan nog verwachten dat Israël het verdrag ratificeert? Ik zou het graag willen, maar ik moet wel realistisch blijven.”
Naast deze regeringswijzigingen in Israël en Amerika spelen ook gevoelige politieke kwesties mee, geeft Katz toe. „Ik hoef er geen doekjes om te winden dat iedereen er ongelukkig mee is dat premier Sharon in België vanwege oorlogsmisdaden is aangeklaagd. Hij was minister van Defensie toen Libanese christenen begin jaren tachtig een slachting aanrichtten in het Palestijnse vluchtelingenkamp Sabra en Chatila. Een onderzoekscommissie heeft toen geadviseerd dat Sharon zich als minister moest terugtrekken. Niet omdat het leger direct deel had aan de misdaden, maar wel omdat men niets had gedaan en misschien wel niets had gemerkt. Ook de bezetting van Palestijnse gebieden valt natuurlijk heel slecht in de kringen van het Internationaal Strafhof.”
Katz denkt dat Israël voldoende heeft getoond tegen oorlogsmisdaden op te treden. „Daar hebben we België en het strafhof niet voor nodig. Wat gebeurt er als we ons bij het strafhof aansluiten? Wordt er dan een lange rij van Israëlische militairen en politici aangeklaagd? Dat is de angst van de man in de straat.”