Herder in de Alpen
Via een uitgebreide inleiding die de lijdenshistorie van de waldenzen beschrijft, zoomt de auteur van ”Apostel van de Hoge Alpen” in op Felix Neff (1798-1829) en zijn levenswerk als evangelist onder de bewoners van de Hoge Alpen.
De rode draad in dit boek vormt de beschrijving van Gods vernieuwend werk in Neffs leven, zijn roeping tot prediker en zijn ambtelijk werk. De geestelijke sfeer is die van het Reveil, een internationale geestelijke opwekkingsbeweging in de eerste helft van de negentiende eeuw.Na een beschrijving van de verdere vorming van de hulpprediker, aanvankelijk een sergeant van het Geneefs garnizoen, volgt een uitvoerig en boeiend verslag van het levenswerk van Neff als evangelist onder de bewoners van de Hoge Alpen. Allerlei aspecten komen daarbij aan de orde: prediking, pastoraat, catechese, gezelschap, scholenstichting. Hoofdstuk 14 beschrijft de tocht naar de waldenzen van het Italiaanse Piëmont.
Van der Zwaag heeft ernaar gestreefd zo veel mogelijk Neff en zijn vrienden zelf aan het woord te laten. Daardoor is een levendig beeld ontstaan van deze evangelist, met aandacht voor allerlei facetten, ook persoonlijke. De geestelijke worsteling, de ernst en de diepe vreugde krijgen als werk van God ruime aandacht. Dat betreft niet alleen Neff zelf, maar ook zijn vrienden en degenen voor wie hij door genade een trouwe zielenherder mocht zijn.
Uit getuigenissen van Neff zelf blijkt dat hij zich vaak tekort voelde schieten. Dit boek laat ons meebeleven dat de Heere deze jongeman als nietig instrument in Zijn hand gebruikte om vooral ook onder de geestelijk ingezonken waldenzen grote dingen te doen. Aangrijpend is bijvoorbeeld de beschrijving van de opwekking in ”de heilige week” rond Goede Vrijdag en Pasen 1825. De indruk die Neff er zelf van geeft, is levensecht en tegelijk geestelijk nuchter. Hij wil op geen enkele wijze aan het werk van God tekortdoen. Dat heeft hij levenslang moeten leren. In Neffs pastorale werk als ware herder van de schapen klinken ernst, grote bewogenheid en zuiver zicht op de ruimte van het Evangelie door.
Zijn ijver, de lange dagen, slechte voeding en zware tochten door de Alpen vergen echter te veel van de krachten van de jonge prediker. In 1827 moet hij om gezondheidsredenen het arbeidsterrein verlaten en terugkeren naar Genève. Ook dan blijft hij meeleven met zijn schapen in de Hoge Alpen. Het verblijdt hem dat het werk van de Heere daar voortgaat.
Ondanks een kuur bij de minerale bronnen in Plombières in de Vogezen, in 1828, treedt er geen blijvende verbetering op in zijn gezondheidstoestand. Uit die periode krijgen we eveneens, via zijn brieven, een blik in zijn zielenleven. Hij herbeleeft daar de kostbare en moeitevolle momenten van zijn dienst als evangelist. Uit de worsteling om het behoud van zondaren spreekt zijn herderlijke liefde.
Neff geeft er blijk van zelf te weten wat geestelijke strijd en overwinning inhouden. Hij heeft zich tot zijn diepe verwondering leren kennen als „een kind des toorns en toch een kind des Heeren.” Zijn hart hunkert naar het leven met Christus en hij gunt dat heil aan jong en oud.
Vervolgens gaat zijn gezondheidstoestand sterk achteruit. Berichten over tegenkrachten uit de gebieden van Piëmont verontrusten hem. Toch zijn ook daar duidelijke tekenen dat het goede werk voortgaat. Het afscheid van de gemeenten en vrienden nadert. Dat heeft Neff diep geraakt. Deze begenadigde zondaar en dienaar hunkerde steeds meer naar „het heengaan tot zijn God.” Hij ontsliep in Jezus op 12 april 1829, op 31-jarige leeftijd.
Het boek is toegankelijk geschreven en fraai uitgevoerd, voorzien van kleine foto’s, notenmateriaal en bijlagen. Moge deze publicatie voor velen, ook jonge mensen, een middel zijn om helder te zien wat Gods genade vermag.
Apostel van de Hoge Alpen. Het werk van Felix Neff onder de Waldenzen, W. van der Zwaag;uitg. De Groot Goudriaan, Kampen 2009; ISBN 978 90 8865 0857; 431 blz.; € 39,90.