Goddeloosheid
„En wordt dezer wereld niet gelijkvormig.” Romeinen 12:2
Deze vermaning is ook heden net zo nodig voor u als dat zij was ten tijde van de apostelen en de Romeinen. Onze eeuw is niet beter dan die van hen en onze tijden doen in boosheid en verdorvenheid niet onder voor de dagen van de apostelen. Het schijnt dat onze eeuw al de voorgaande in vruchtbaarheid van ongerechtigheid te boven gaat. De goddeloosheid is gestegen tot haar hoogste top. Het is of goddeloosheid de aarde bedekt heeft en of het christendom niets meer dan een naam is geworden.Als we spreken van ons land en van deze plaats, het is waar, wij leven niet in het midden van heidenen. Wij leven echter wel te midden van mensen die de blinde heidenen in moedwillige boosheid te boven gaan. Hoe veel laat men zich nu gelegen liggen aan het lichaam en hoe weinig aan de ziel. Worden geen gruwelen bedreven onder ons, die zelfs te schandelijk waren voor de heidenen? Mogen wij niet zeggen dat het een vervloekte eeuw is, waarin de aanbiddelijke naam van God, Die men niet anders dan bevende behoort uit te spreken, nu zo lichtvaardig gebruikt wordt? Men hoeft maar acht te slaan op het leven van velen onder u.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam (”Verborgenheid der Godzaligheid”, 1677)