WMO kan stimulans zijn voor het diaconaat
In 2007 werd een nieuwe wet ingevoerd, de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Een wet die vooral sociale samenhang en vrijwilligerswerk wil te stimuleren.
Drs. A. Heijstek vraagt zich in ”Dienen en delen” af, of deze wet aanleiding voor de kerk kan zijn om haar diaconale roeping in de samenleving (weer) op zich te nemen. Maar: „Het is natuurlijk niet zo dat de staat haar problemen ‘over de schutting’ van de kerk kan gooien met het verzoek die op te lossen.”Wel ziet Heijstek dat overheid en kerk (diaconie) voorzichtige partners worden in WMO-raden om afspraken te maken over het verlenen van zorg. Ook ziet hij dat kerken elkaar steeds meer gaan opzoeken, omdat de overheid liever één gesprekspartner heeft. Er ontstaan diaconale platforms waarin kerken gezamenlijk beleid maken, initiatieven nemen of bestaand kerkelijk werk ondersteunen. Heijstek: „Het lijkt of de maatschappelijke ontwikkelingen een nieuwe impuls geven aan het diaconaat in de samenleving. De kerk is op zoek naar een nieuwe positie in de overgangsfase tussen de verzorgingsstaat en de participatiemaatschappij.”
De WMO is een van de actuele aandachtspunten die in ”Dienen en delen” aan de orde komen. Het boek wordt door de redactie omschreven als een basisboek. „In een tijd waarin de rol en de positie van de kerk sterk veranderen is bezinning op haar diaconale taak van groot belang”, stelt de redactie in het Woord vooraf.
Het boek valt in twee delen uiteen. In het eerste deel komen de Bijbelse fundering, de geschiedenis (dr. A. Noordegraaf) en theologie en hermeneutiek van het diaconaat (dr. G. C. den Hertog) aan de orde. Het tweede deel gaat over de praktische toepassing in de gemeente (ds. K. T. de Jonge), in de samenleving en wereldwijd en sluit af met een hoofdstuk over de plaats van het diaconaat in de gemeenteopbouw.
Het boek is allereerst bedoeld als studieboek voor studenten theologie, zowel aan de hbo-opleidingen theologie als aan de universitaire predikantsopleidingen. Daarnaast wil de redactie met dit boek ook een bredere kring dienen: diakenen, diaconale vrijwilligers, bestuurders van instellingen op het terrein van diaconaat en hulpverlening en gemeenteleden die toegerust willen worden. Aan het eind van elk hoofdstuk (acht in totaal) wordt een samenvatting gegeven.
Vanuit het Oude en Nieuwe testament, trekt dr. A. Noordegraaf mooie lijnen naar de diaconale opdracht van de christelijke gemeente. Deze beperkt zich niet tot de eigen gemeenteleden, maar tot alle mensen wereldwijd. Het weldoen aan de huisgenoten van het geloof (Galaten 6) impliceert geen hemd-is-nader-dan-de-rokmentaliteit. Veeleer gaat het om de geloofwaardigheid van de gemeente. Noordegraaf: „Hoe kunnen christenen zout en licht zijn in hun omgeving als zij onderling geen zorg voor elkaar hebben?” In hoofdstuk 3 geeft Noordegraaf een boeiende schets van het diaconale werk van de Vroege Kerk tot de „ontwikkelingen in de twintigste eeuw.”
Dr. B. Loonstra schrijft behartigenswaardige zaken over de diaconale opdracht wereldwijd. Verschillende vormen van werelddiaconaat passeren de revue. Hij maakt onderscheid tussen kerkelijk en niet-kerkelijk werelddiaconaat. Voor een Bijbelse verantwoording verwijst hij naar 2 Kor. 8 en 9. Het ambtelijke en het tekenkarakter van het kerkelijk werelddiaconaat had iets meer uit de verf kunnen komen. Juist op deze punten onderscheidt het werelddiaconaat zich van particuliere hulporganisaties. Kerkelijk (wereld)diaconaat staat in het perspectief van het Koninkrijk van God (Mat. 25:31 e.v.). Jezus’ diaconale daden waren tekenen van Zijn Koninkrijk. Bij het kerkelijk werelddiaconaat spelen de begrippen ”wederkerigheid” en ”gelijkwaardigheid” een belangrijke rol.
Het laatste hoofdstuk gaat over de opbouw van de diaconale gemeente en over het kerkelijke beleid dat hiervoor ontwikkeld kan worden (drs. H. H. van Well). De gegevens die voor dit hoofdstuk zijn gebruikt zijn nogal gedateerd. Van belang is in ieder geval dat het diaconaat niet ‘uitbesteed’ mag worden aan de diakenen, maar een opdracht is voor heel de gemeente.
Het pleidooi dat de hele kerkenraad zich medeverantwoordelijk voelt voor de diaconale toerusting en samen met de diakenen en de gemeente een beleidsplan opstelt waarin het diaconaat een prominente plaats heeft, had meer belicht mogen worden. Armoede signaleer je niet achter een vergadertafel, maar tijdens bezoeken bij mensen thuis. Een goed overleg met de predikant en de ouderlingen is daarbij van groot belang. Als het kan gaan ze samen met de diakenen op huisbezoek, met een antenne voor geestelijke én materiële zaken.
Dienen en delen, dr. G. C. den Hertog en dr. A. Noordegraaf (red.);uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 239 2324 4 280 blz.; € 24,90.