Helft verdachten ligt dwars bij Pieter Baan Centrum
De helft van de verdachten bij het Pieter Baan Centrum (PBC), de observatiekliniek voor delinquenten, stribbelt tegen bij onderzoek. Vijf procent trekt zijn mond helemaal niet open.
„Erg aangeslagen.” Zo typeerde een woordvoerder de reactie van de familie uit Ede op het vonnis van de Arnhemse rechtbank, maandag, tegen de twee mannen die vorig jaar een 7-jarig meisje ontvoerden en misbruikten.Het steekt de familie dat een van de zedenmisdadigers, Kaj M. (29), er afkomt zonder tbs, die in theorie levenslang kan duren. De man werkte niet mee met het onderzoek van het PBC.
Jaarlijks komen bij het PBC in Utrecht, al dan niet gedwongen, zo’n 220 verdachten van ernstige misdrijven binnen. Ze worden allemaal zeven weken lang onderzocht. Daarnaast ondergaan jaarlijks enkele duizenden verdachten ‘lichtere’ onderzoeken, waarbij bijvoorbeeld alleen een psychiater een rol speelt.
Ongeveer helft van de groep delinquenten bij het PBC ligt dwars tijdens het onderzoek. „In die categorie zitten bijvoorbeeld mensen die eerst een paar weken zwijgen en daarna toch gaan praten”, legt woordvoerder Bas de Koning van het PBC uit. Zo’n 5 procent van de (vermeende) criminelen in het PBC houdt alle zeven weken de kaken stijf op elkaar. Dat zijn de „harde weigeraars.”
Een onderzoek bij het PBC kent vier sporen: een psychiatrisch onderzoek, psychologisch onderzoek, milieu-onderzoek en groepsobservatie.
Het psychiatrisch en psychologisch onderzoek behelst onder meer gesprekken en testen. Bij het milieuonderzoek raadpleegt de observatiekliniek de omgeving van een verdachte. „Dat kunnen familieleden zijn, maar bijvoorbeeld ook een onderwijzer.”
Bij de groepsobservatie houden behandelaars het gedrag van de verdachte in de gaten. Bijvoorbeeld tijdens sport, koken en arbeid. „Het zegt bij wijze van spreken iets als iemand tijdens het koken lichtgeraakt reageert op zijn omgeving.”
Altijd zal het PBC een rapportage aan de rechter overhandigen. Heeft de verdachte voortdurend gezwegen, dan is de kans groot dat die rapportage géén conclusie over toerekeningsvatbaarheid en een advies voor tbs-behandeling bevat. Dat is dus het geval bij Kaj M.
Het laatste woord is aan de rechter. Ook als een rapportage géén conclusie over toerekeningsvatbaarheid en tbs-advies bevat, kan de rechter besluiten tbs op te leggen.
Lang niet iedereen is gelukkig met het beoordelingssysteem van het PBC. Onder meer uit de hoek van rechtspsychologen klinkt al jarenlang kritiek. Prof. dr. P. J. van Koppen noemt het desgevraagd „onzinnig” als het PBC een rapportage uitbrengt over een verdachte die niet meewerkt aan het onderzoek.