Soldaten nemen alles mee woestijn in
Computerspelletjes, cd’s, televisietoestellen, strandstoelen, knuffelberen… Als de Amerikaanse mariniers ten oorlog trekken, hebben ze meer bij zich dan alleen camouflagepakken en beschermende kledij.
„Noem iets, en iemand zal wel een manier gevonden hebben om het in te pakken en mee te nemen”, zegt Jennifer Knotts van de 3rd Marine Aircraft Wing. Boven haar groene veldbed hangt een klein knuffelhondje dat haar moeder heeft opgestuurd. Het doet haar denken aan het huisdier van de familie, Biscuit. „Volgens mijn moeder moet iedereen een hond hebben”, zegt ze glimlachend.
Na wekenlang te hebben doorgebracht op een geheime luchtmachtbasis in de woestijn, zijn de mariniers vindingrijk geworden in het gezellig maken van de stoffige en door de wind voortdurend bolgeblazen tenten.
In een van de tenten heeft een aantal mannen strandstoelen bij elkaar gezet om naar een actiefilm te kijken op een dvd-speler. In de tent ernaast wordt er op een klaptafeltje gekaart. „Draagbare computers zijn revolutionair geweest voor de manier waarop we nu naar het slagveld trekken”, aldus Michael Critchley.
Na twaalf uur lang klussen aan vliegtuigen of zandzakjes vullen is een sigaar, een kop koffie van versgemalen bonen en een berg snoep een welverdiende luxe. „Hadden we maar elektriciteit”, verzucht Michael Barrow. De meeste tenten zijn verlicht, maar slechts enkele hebben stopcontacten.
Grondtroepen moeten alles wat ze meenemen op hun rug dragen en zijn dus geneigd een stuk lichter te reizen. Chris Pappas is gestationeerd in het noorden van Koeweit met de mariniers van het 7e regiment. Hij draagt bij de naamplaatjes om zijn hals een zilveren ring, een cadeau van zijn beste vriend. De ring werd door diens grootvader al gedragen in de Tweede Wereldoorlog, zijn vader had hem daarna in Vietnam om en zijn broer tijdens de Golfoorlog van 1991. „Het doet me iets dat ik die ring van hem gekregen heb, omdat het eigenlijk zuiver een familietraditie is.”
Leonardo Ochoabazante, een 28-jarige Amerikaan van Ecuadoraanse afkomst, laat een klein babysokje zien. Hij kijkt er ’s avonds altijd even naar, omdat het hem doet denken aan zijn vrouw en hun tien maanden oude baby. „Ik mis hen verschrikkelijk”, zegt hij met een brok in de keel.
In veel tenten op de luchtmachtbasis van de 3rd Wing zijn vlaggen opgehangen, liggen tapijtjes die gekocht zijn op de plaatselijke markt en staan gammele rekken van triplex. „Muziek is van essentieel belang”, zegt K. C. Iversen. Hij heeft duizenden liedjes op zijn MP3-speler. „Van klassiek tot Metallica, ik heb het allemaal.” Met oortelefoontjes op hoort hij ’s nachts de wapperende tentzeilen niet meer als de zoveelste zandstorm door het kamp jaagt.
Onmisbaar voor een goede nachtrust is een opblaasbare matras. Anthony Crawford heeft een dubbeldikke meegebracht, die hij met een pompje kan opblazen. „Het is de bedoeling dat het ding het de hele oorlog uithoudt, en dat ik de smeerpoets vindt die er telkens de lucht uit laat!”