Grenzen voor onze muziek
Is de Matthäus Passion van Bach een verantwoord muziekwerk? Nee, zegt ds. C. J. Meeuse. De vorm en de wereldse wijze van uitvoeren leiden af van de inhoud: het bittere lijden en sterven van de Heere Jezus.
Zang en muziek zijn bijzondere gaven van God. Je kunt er niet goed mee zijn als je er verachtelijk over doet, maar ook niet als je ze misbruikt. Het is net als met al Gods goede gaven: we weten er niet goed meer mee om te gaan en het is een zeldzaamheid als deze gaven gebruikt worden naar Gods wil en tot Zijn eer.Het laatste, zingen of musiceren tot eer van God, kunnen we ten diepste niet meer. De priesters in het Oude Testament moesten op de Grote Verzoendag een offer brengen voor de onreinheid der heilige dingen. Laten wij maar beseffen dat ook wij vergeving nodig hebben voor zonden in de mooiste zang of muziek die we maken, zoals dat ook nodig is voor ons bidden of preken.
Toch mogen en moeten we deze gaven proberen te gebruiken tot eer van onze Schepper. De vraag die zich daar steeds bij opdoet, ook met het oog op de uitvoering van oratoria zoals de Matthäus Passion, is of alle middelen dan geoorloofd zijn.
Gedramatiseerd
Hoewel er in de oratoria prachtige muziek en zang van een orkest, solisten en een koor klinken, toch is er een groot verschil met bijvoorbeeld cantates, die niet meer willen geven dan een vertolking van de Bijbelse boodschap. Bij een oratorium wordt er een stuk geschiedenis weergegeven en bij een ”Passion” of ”passie” gaat dit dan over de lijdensgeschiedenis. Weliswaar gaat men niet zo ver als bij opera’s, waarbij decors en bepaalde kostuums er een toneelvoorstelling op muziek van maken, maar toch heeft het veel van een gedramatiseerd verhaal.
In de Matthäus Passion krijgen bijvoorbeeld de verschillende zangsolisten de rol van een Bijbelse persoon. Wat Petrus sprak, wordt gezongen, maar ook wat Judas zei, of Pilatus. Er is zelfs een zanger die de ”rol” van Jezus krijgt toebedeeld. Hier worden de grenzen van het toelaatbare zeker overschreden.
Iemand zal tegenwerpen dat veel onderdelen van de Matthäus Passion en van andere oratoria breed geaccepteerd zijn. Hoe indrukwekkend klinkt het stuk ”O Mensch, bewein dein Sünde gross”, of het koraal ”O Haupt voll Blut und Wunden”. Deze en andere bekende onderdelen van de Matthäus Passion worden gezongen door zangkoren in de breedte van de gereformeerde gezindte! Waarom dan niet het hele oratorium?
Het antwoord mag zijn: We mogen gebruikmaken van delen van muziek en zang van anderen als ze dienstbaar kunnen zijn aan de boodschap en daarvan niet aftrekken. Onze oudvaders gebruikten zo wereldse zangwijzen voor hun geestelijke gezangen. Gaan we evenwel de weg op naar de opera en het gezongen toneel, dan sticht dit niet, maar vestigen de (vaak wereldse) zangers de aandacht op de vorm en niet op de inhoud. Hoe zou de Heere Jezus oordelen over deze wijze van weergeven van Zijn bitter lijden en sterven? We moeten hier geen vorm voor zoeken die het accent legt op schoonheid, want deze boodschap is ”te waar om mooi te zijn”.
MacCheyne
De bekende Schotse predikant R. M. MacCheyne schreef, toen enkele van zijn gemeenteleden zo’n oratorium hadden bijgewoond: „Onlangs zaten wij aan het Avondmaal des Heeren en wilde de duivel ons toen alleen laten? O nee, er was een muziekuitvoering in een roomse kapel, een oratorium geheten. Ik wenste dat u niet wist wat dit inhield. Hierbij worden gedeelten uit Gods Woord op muziek gezet en door profane personen gezongen. Zij nemen dan de liefelijkste woorden uit de Bijbel, de woorden die het leven zijn van een gelovige. Was dit niet een van de diepten des satans? Wij behoren ons aangezicht hiervan af te keren. U zit aan het Avondmaal en neemt de beker des Heeren aan, terwijl u hierna de beker der duivelen neemt. Wilt u in de tempel van God zitten en dan in de tempel der afgoden gaan?”
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Goes en schrijver van ”Schijn bedriegt. Een christelijke visie op toneelspel en speelfilm” (uitg. Koster, Barneveld, 2008).