Grote liefde tot een beetje stof
Zijn schrijfstijl is, als altijd, pakkend en diepzinnig. „U wilt dus van mij horen waarom wij van God moeten houden, en hoe”, schrijft kloosterstichter Bernardus van Clairvaux (1090-1153) in een brief aan de kanselier van de paus. „Dan zeg ik: de reden om van God te houden, dat is God. En de mate waarin? Mateloos moet het zijn!”
Volgens Bernardus, de middeleeuwse denker die Luther zo bewonderde, zou hij hier al een punt kunnen zetten. Dan zou zijn traktaat over het liefhebben van God niet langer zijn dan vier zinnen. Maar voor de eenvoudigen onder zijn lezerspubliek is de abt van Clairvaux graag bereid meer over het onderwerp te zeggen. „Voor mensen die trager van begrip zijn wil ik daarom mijn antwoord wat uitwerken, daar heb ik geen probleem mee.” Humoristisch: „Het wordt er alleen langer van, niet diepzinniger.”Bernardus’ uitwerking beslaat vervolgens, in de nieuwste uitgave van zijn traktaat door uitgeverij Kok, nog zo’n vijftig pagina’s. Zijn zinnen zijn rijk van inhoud en steken qua stijl piekfijn in elkaar. Dat laatste betekent niet dat het boekje zich voor de vuist weg laat lezen. Regelmatig is het nodig de ellebogen op de tafel te zetten en een alinea aandachtig te bestuderen voordat de tekst iets van zijn diepe geheimen prijsgeeft.
Op de vraag waarom wij God moeten liefhebben, geeft Bernardus een tweeledig antwoord. In de eerste plaats stelt hij dat alle mensen, of zij christen zijn of niet, het leven aan God te danken hebben en dat dat reden genoeg is Hem hoog te achten. Het schepsel „heeft het vermogen tot liefde. En waarom zou het dat niet uit alle macht van zijn Maker houden? Alles wat het kan dankt het aan Gods gave.”
In de tweede plaats vindt Bernardus dat christenen God alle liefde zijn verschuldigd vanwege de herschepping. „En wat voor herschepping was dat”, tekent hij aan. „Hij heeft mij simpelweg geschapen met een enkel woord. Maar voor mijn herschepping lag dat waarachtig anders. Daartoe sprak Hij vele woorden, verrichtte Hij wonderlijke daden, onderging Hij harde straffen.”
Over de mate van liefde die God toekomt, kan Bernardus kort zijn: die kent geen grens. „Wij krijgen liefde van de onmetelijkheid, van de eeuwigheid, van de liefde die alle kennis te boven gaat (…) En dat zouden wij dan afgemeten terugbetalen?” schrijft hij. „Hij is zo groot, zijn liefde is zo groot en om niet, en wij zijn zo piepklein! Tja, dat zijn we.”
Als Bernardus over de liefde schrijft, parafraseert hij voortdurend het Hooglied. Dat doet hij op meeslepende wijze. „Wat staat er nu helemaal tegenover de grote liefde van die grote Minnaar, wanneer een beetje stof (Jesaja 40:15) zich samenpakt om zijn liefde te beantwoorden? In zijn majesteit is Hij dat stofje voor geweest in de liefde, en het is duidelijk te zien: Hij is helemaal gericht op het heil ervan.”
God liefhebben, Bernardus van Clairvaux, vert. Vincent Hunink, inl. Wim Verbaal;uitg. Kok, Kampen, 2010; ISBN 978 90 435 1770 6; 93 blz.; € 14,90.