Binnenland

Vogels trekken nu fluitend op naar Texel

Marc Plomp heeft de tjiftjaf deze week alweer horen zingen. „Misschien is-ie een weekje later, maar hij is echt weer op trek.” Nu de winter voorbij is en de lente begint, maakt het eiland Texel zich op voor de vogeltrek.

20 March 2010 08:45Gewijzigd op 14 November 2020 10:09
DE COCKSDORP – Marc Plomp vindt het een feest om op Texel te wonen. Zeker nu de vogels hun voorjaarstrek hebben ingezet, is het „elke dag genieten.” Het duingebied rond de vuurtoren vormt een flessenhals voor duizenden vogels die nu naar het noorden gaan.
DE COCKSDORP – Marc Plomp vindt het een feest om op Texel te wonen. Zeker nu de vogels hun voorjaarstrek hebben ingezet, is het „elke dag genieten.” Het duingebied rond de vuurtoren vormt een flessenhals voor duizenden vogels die nu naar het noorden gaan.

Een buizerd cirkelt rond de dijk langs de Waddenzee. Hij probeert warme wind in de vleugels te krijgen om zich te laten ‘opschroeven’ tot grotere hoogte. Op de kracht van de thermiek zal hij dan de vlucht naar Vlieland wagen.Vele duizenden andere vogels nemen dezelfde route. Vanuit de warme zuidelijke landen zoeken ze hun broedplaats in het noorden op.

Plomp rijdt vanuit De Cocks­dorp naar de vuurtoren, op het noordelijkste puntje van het eiland. Onderweg belt een andere vogelliefhebber met een bijzondere waarneming. „Een klein wereldje, dit eiland”, zegt Plomp enthousiast.

Hij stopt bij een ven in de duinen, dat honderden trekvogels een pleisterplaats biedt. „Je ziet hier slobeenden, rotganzen en steltlopers. Volgens mij hoor ik zelfs een grutto. Alles verzamelt zich op dit punt om van hieruit de sprong naar Vlieland te maken.”

Dit volgende Waddeneiland lijkt dichtbij, maar toch schrikt het water de vogels af. „Vooral met zo’n zuidwestenwind als nu –kracht vijf, schat ik— durven ze er niet over. Dan blijven ze zomaar een paar dagen hier hangen. Stuwing noemen we dat.”

Plomp, die in De Cocksdorp een vogelinformatiecentrum met een winkel heeft, loopt langs een bosje met duindoorns. Er vliegen wat koperwieken uit. „Die vogels zitten daar in de struiken te wachten tot ze naar Vlieland durven vliegen. Is het een dagje windstil, dan komt het los. Dan wordt het eiland in een paar uur leeggezogen. Via Vlieland nemen ze dan de route naar Scandinavië. Daar hebben veel vogels hun broedgebied.”

Sommige andere soorten vliegen door naar Spitsbergen en Nova Zembla. „De rotgans en de roze grutto proberen daar begin juni een broedsel te vormen. Veel speling hebben ze niet, want eind augustus valt de eerste sneeuw alweer, en dan moeten de jongen kunnen vliegen. Komen ze er te laat, dan is het broedsucces nul.”

Plomp is ervan overtuigd dat de vogels hun trekkalender niet zomaar in de war laten brengen. Ook de lange winter in Nederland schrikt hen niet af. „Het is voornamelijk de daglengte die hen ertoe brengt hun overwinteringsplaats te verlaten. Of het op dat moment in Nederland nog koud is, stoort hen niet zozeer. Sommigen zeggen dat de vogeltrek dit jaar later op gang komt dan normaal, maar dat geloof ik niet.”

Dat hijzelf de tjiftjaf pas een week later dan normaal hoorde, komt door iets anders, meent de Texelse vogelkenner. „Het weer tussen Frankrijk en Nederland was de afgelopen weken behoorlijk mis. Als er stevige tegenwind is, merk je dat. Maar momenteel ligt de trekbaan vanuit Frankrijk helemaal open. Ze komen gewoon fluitend hierheen vliegen.”

De lange winter eist overigens wel zijn tol onder de Nederlandse vogels. Het winterkoninkje bijvoorbeeld heeft het heel moeilijk gehad. „Dat beestje kan zich moeilijk aanpassen aan ander voedsel. Vooral sneeuw maakt het lastig voor hem. Ik schat dat we deze zomer slechts de helft van de normale broedparen hebben. Het broedsucces ligt waarschijnlijk echter dubbel zo hoog als normaal, zodat het beestje zich binnen een paar jaar herstelt.”

Plomp is altijd weer onder de indruk van de „extreme prestatie” die vogels tijdens de trek leveren. „Neem nu de noordse stern. Een klein vogeltje van een paar honderd gram. Die verschalkt af en toe een visje en vliegt verder non-stop 20.000 kilometer naar het zuiden. Onderzoek met ringen wijst dat uit. Inmiddels volgen we sommige vogels met gps.”

De vogels hebben trouwens geen garantie dat ze ook op de plek van bestemming komen. „Er is onderweg veel uitval. Hevige storm en andere weersomstandigheden kunnen daarvoor zorgen. En rond de Middellandse Zee jaagt men graag op vogels die wij juist proberen te beschermen. Ook hoogspanningsdraden en windmolens kunnen grote sterfte veroorzaken. Daarom zeg ik maar: Geen windmolens op Texel.”

Plomp komt zelf uit Woerden, maar heeft ervoor gekozen op het Waddeneiland te blijven. „Het is hier elke dag genieten. De voorjaarstrek en de najaarstrek raken elkaar. Er is doorlopend verkeer, met hoogtepunten in april en oktober.”

Verderop in de duinen klinkt wat geschreeuw uit een meeuwenkolonie. „Dat duidt meestal op een roofvogel”, zegt Plomp turend, „maar ik kan nu niets zien. Deze plek van het eiland biedt de beste kansen om een visarend te zien. Daarvan trekken er maar enkele honderden uit Afrika. Maar vorig jaar zagen wij er vijftien op één dag.”

Op de weg terug naar De Cocksdorp fladdert nu een groepje meeuwen langs de dijk. Plomp glimlacht. „Dat kunnen trekvogels zijn, maar ook dieren die op Texel blijven. Met meeuwen weet je het dus nooit.”

www.vogelsoptrek.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer