TussenRuimte / De Wekker
TussenRuimte
Drs. W. van Laar, directeur van de Nederlandse Zendingsraad, bepleit een herdefiniëring van de rol van de zendeling, zo schrijft hij in TussenRuimte (tijdschrift voor interculturele theologie). Hij blikt terug op de eerste wereldzendingsconferentie, honderd jaar geleden.„Wanneer wij honderd jaar na Edinburgh 1910 de balans opmaken, is er lering te trekken uit de wijze waarop het evangelie over de wereld is gegaan. De geschiedenis toont dat de betekenis van de westerse zendingsorganisaties en hun beroepszendelingen niet moet worden overschat.
Het is verheugend dat er eindelijk aandacht komt voor het verzwegen verhaal van de inheemse bijdrage aan de zending: het spontane getuigenis van lokale leken (evangelisten) droeg vaak meer vrucht dan de inspanningen van de buitenlanders en hun instituten. In Chili bijvoorbeeld groeiden de van buiten gestichte kerken nauwelijks, ondanks de soms massieve steun van ”foreign missions”. Inheemse pinksterkerken echter, die het zonder buitenlanders en hun projectgelden moesten stellen, groeiden explosief. Hun ”healing communities” bieden talloze mensen nieuwe hoop.
In landen als Indonesië en China bloeide het christelijk geloof op zodra de laatste zendeling uit het land was gezet. Juist onder zware vervolging breidde de kerk zich op wonderlijke wijze uit. (…)
Levende contacten tussen mensen bleken ook in de afgelopen eeuw van wezenlijke betekenis in de communicatie van het evangelie. De zending zal opnieuw moeten investeren in duurzame relaties, in personele uitwisseling. In een oecumene nieuwe stijl, op grond van het samen behoren tot dat unieke wereldwijde web, als leden van het ene lichaam van Christus.
De kerken zullen hun missionaire praktijk niet moeten ophangen aan instituties en beroepsbeelden uit het verleden. Ons tijdperk van mondialisering vraagt om herdefiniëring van de rol van de ”zendeling”. Misschien moet de beroepszendeling vooral een pionier blijven in frontsituaties. Hij of zij zou ook een brug kunnen vormen tussen culturen, als intercultureel ambassadeur van Jezus Christus.”
De Wekker
In de Rooms-Katholieke Kerk komt het ene geval van misbruik na het andere openbaar. Ds. G. van Roekel vraagt zich in De Wekker, het kerkelijk orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken, af welke lessen hieruit te trekken zijn.
„Ondertussen is het niet goed de blik alleen op de Rooms-Katholieke Kerk te richten. We moeten ook aandacht (durven) hebben voor het eigen kerkverband. Hoe liggen deze dingen in de Christelijke Gereformeerde Kerken?
Officiële cijfers over de vorige eeuw zijn er niet, althans voor zover mij bekend. Maar als de berichten die ik als pastor hoorde of waar ik mee te maken kreeg –hetzij direct, hetzij zijdelings– juist zijn en als die berichten illustratief zijn voor het geheel van de kerken, kwam seksueel misbruik door kerkelijke leidinggevenden toen ook in onze kerken voor.
Over de laatste jaren zijn iets meer gegevens bekend. In 2001 besloot de generale synode tot het instellen van een klachtencommissie met betrekking tot misbruik van pastorale en andere kerkelijke gezagsrelaties. Deze commissie behandelde over de periode 2001-2004 negen zaken. Over de periode 2004-2007 geen enkele. Dat lijkt dus mee te vallen, al voeg ik er gelijk aan toe dat elke gegronde klacht er een te veel is.
Maar is dat ook de werkelijkheid? Of is het misbruik verborgen gebleven? Uit onderzoek is gebleken dat seksueel misbruik iets is van alle tijden en culturen. En ook onder priesters, predikanten en andere kerkelijke gezagsdragers voorkomt. Bovendien: misbruik, zo blijkt uit ander onderzoek, komt vooral voor bij mensen die worstelen met zichzelf, met seksualiteit en met emotionele intimiteit. En dat komt ook ‘onder ons’ voor. Ook al is de opbouw van het kerkelijke leven in onze kerken anders dan in de Rooms-Katholieke Kerk –onze kerken kenden geen kostscholen, seminaries en celibaat (de bewuste keuze om ongehuwd te blijven)– er is geen enkele reden om aan te nemen dat seksueel misbruik binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken niet of slechts zeer sporadisch zou voorkomen.”