Koraalboek uit creatieve drang
Ineens was het idee er: een koraalboek maken. In een jaar tijd bewerkte Martin den Boer alle 150 psalmen. „Een creatieve drang.”
Zelfs op vakantie in Egypte zat de musicus uit Woudenberg aan het project te werken. „Ik heb er van de zomer een stuk of 25 op m’n laptop zitten maken. En toen we in de kerstvakantie weer in Egypte waren, heb ik de hele lay-out van het boek weer aangepast.” Het ritmische koraalboek (327 pagina’s, € 54,95) is in eigen beheer uitgegeven.Het idee van een koraalbundel ontstond in november 2008. „Het was een rustig moment. Ik begon gewoon bij Psalm 1. Bij Psalm 20 dacht ik wel even: Joh, waar ben ik aan begonnen. Het heeft ook wel een tijdje stilgelegen.” Maar Den Boer (1958) ging door. „Ik vond het toch wel leuk als het compleet zou zijn.”
Bij Psalm 150 aangekomen, vond de musicus het welletjes. De Eenige Gezangen kregen daarom geen behandeling. „Een aantal wordt toch bijna nooit gezongen, van de bekende zijn genoeg bewerkingen.”
Markttechnisch is het uitgeven van een koraalboek lastig, weet Den Boer. Kerkorganisten hebben intussen met Worp, Leen Schippers, Jaap Niewenhuijse, Dick Sanderman, Willem Hendrik Zwart en Cor van Dijk de nodige keus. „Het was bij mij een creatieve drang en tegelijk een leuke hobby. Als er maar honderd exemplaren verkocht worden? Prima. Ik heb het ook een beetje voor mezelf gedaan. Ook ik zoek iedere zondag weer naar voorspelen.”
Den Boer is sinds 1991 organist van de Nieuwe Kerk van Zeist. Later kwam daar de Oude Kerk van Zeist bij. Veel voorspelen gaan terug op improvisaties in de eredienst. Hoewel de musicus naar eigen zeggen niet in de schaduw kan staan van improvisators als Jan Jongepier en Sietze de Vries. „Onvoorstelbaar wat die doen. Daar ben ik jaloers op, ja.”
Of zijn koraalboek iets toevoegt aan het bestaande palet? „Ik denk dat ik een bepaalde eigen stijl heb.” Hoe hij die zou willen typeren? „Dat is lastig. Ik ben natuurlijk beïnvloed door mijn orgelstudie. Ik heb op het Utrechts conservatorium bij Theo Teunissen en Jan Welmers veel barok én veel romantiek gedaan. Beide stijlen komen in het koraalboek voor, hoewel ik zelf meer een romanticus ben.”
De meeste voorspelen beslaan in het koraalboek één pagina. Maar er zitten langere tussen. Dat bij Psalm 21 telt drie pagina’s, terwijl de toccata bij Psalm 72 maar liefst vijf bladzijden beslaat. „Dat is een tegemoetkoming aan organisten die niets uit hun hoofd kunnen spelen. Voor de collectezang hebben ze meer voer nodig dan een kort voorspel. Soms moeten ze uit drie koraalboeken putten.”
Een aantal voorspelen gaf Den Boer eerder bij uitgeverij Willemsen uit. Met toestemming nam hij ze nu weer op, vaak aangevuld met nieuwe versies. Daardoor hebben sommige psalmen meerdere voorspelen. Bij Psalm 87 zijn er zelfs vier gegeven. Een aantal heeft ook een naspel.
Qua moeilijkheidsgraad zit z’n boek ergens tussen Schippers en Sanderman in, denkt Den Boer. „Maar het verschilt. Psalm 57 is tweestemmig, met een duidelijke melodie. Daar hoeft een organist niet lang op te oefenen. Maar Psalm 33 of 68, of het vierde voorspel bij Psalm 87, daar heeft de gemiddelde organist wel even voorbereiding aan.”
Vanaf z’n 16e is Den Boer kerkorganist; z’n eerste ‘standplaats’ was Wageningen, waar z’n vader predikant was. John Propitius stoomde hem destijds klaar voor het conservatorium. Maar samenzangbegeleiding kun je eigenlijk nergens leren, denkt de musicus. „Heel veel kerkdiensten spelen. Maar dan nog heb je het in je of niet. Ik ken toporganisten die er totaal geen feeling mee hebben.”
Zelf heeft Den Boer altijd ook koren gedirigeerd, en nog heeft hij er twee. „Dan leer je vanuit het zingen denken. De samenzang van de gemeente moet een vloeiend geheel zijn, waarbij het orgel het verlengstuk is van de menselijke stem. Natuurlijk heeft het ook te maken met wat een gemeente gewend is en hoe je voorgangers de samenzang begeleidden. Maar je kunt als organist ook een goede samenzang afdwingen. Je moet zorgen dat je de gemeente meeneemt.”
Heel bruikbaar
Martin den Boer heeft een keurig verzorgd koraalboek uitgegeven. Een heldere lay-out; omslaan is vrijwel nooit nodig. In het voorwoord legt de componist verantwoording af.
Interessant is de consequente uitwerking van de koralen op drie notenbalken. De gegeven argumentatie herken ik wel, vanuit de lespraktijk. Voor beginnende kerkorganisten die vertrouwd zijn met een aparte pedaalbalk lijkt het een goede keus om deze zettingen op drie balken te lezen. De zettingen zijn bovendien prima geschikt voor uitvoering met uitkomende stem. Gemeenten die overgaan op ritmisch zingen zijn daarmee gebaat, en sowieso ligt het voor de hand voor de minder bekende psalmen. Een plus dus voor de bruikbaarheid. De pedaalpartij is over het algemeen laag genoteerd en dat is plezierig voor de bespelers van een aangehangen pedaal. De vloeiende, cantabile zettingen zijn ambachtelijk goed gemaakt.
In de voorspelen toont Den Boer veel meer dan in de keurige koraalzettingen een eigen gezicht. De gebruikte werkvormen zijn velerlei; het boek krijgt daardoor een afwisselend karakter.
Een koraalboek maken vraagt erg veel creativiteit; die is er niet altijd in gelijke mate. Het muzikale gemiddelde is stilistisch begrijpelijk, laagdrempelig, maar ook wel eens voorspelbaar. Vooral de voorspelen met ongewijzigde cantus firmus zijn van een goed gehalte; het is hier de oersterke melodie die het stuk ‘draagt’ en met een mooi-kleurend gebruik van de harmonie onstaan fraaie voorspelen (7, 80, 83, 101, 107, 112, 148). Fraaie trio’s ook (42, 54).
Tweestemmige bewerkingen worden soms wat monotoon (10, 13, 41): meer motiefafwisseling of stemwisseling had hier geholpen. Soms is bij een consequent volgehouden motief een kruidiger harmonie nodig (74) of maken in een wat vrijer opgezet voorspel de vele sequensen het totaalbeeld wat vlak (106, 116, 141). Psalm 21 krijgt een heel geslaagd baroktrio mee en Psalm 77 is een mooie eigen verwerking van Bachs ”Ich ruf zu dir”. Jammer dat de indrukwekkende eigen phrygische kleur van Psalm 102 niet zo uit de verf komt. Keurig zijn de fugatisch opgezette voorspelen (9, 35, 78).
Ambachtelijk zijn de voorspelen van een prima gehalte, zij het dat ze nogal eens worden ontsierd door parallellen. Over het algemeen zijn de voorspelen niet moeilijk te spelen en is het dan ook een heel bruikbaar boek geworden, zowel voor de eredienst als daarbuiten.
Paul Kieviet, Middelharnis
Eenvoudig speelbaar
In Den Boers koraalboek treffen we veel voorspelen met een twee-, drie- of vierstemmige zetting waarbij de hele koraalmelodie behandeld wordt. Met name bij de onbekendere melodieën wordt dit toegepast. Deze voorspelen zijn uitstekend geschikt voor het collectespel en het orgelspel voor en na de dienst.
De vorm van Bachs koraalvoorspel over ”Ich ruf zu dir” levert een boeiende variatie op bij Psalm 77. Het trio over Psalm 42 begint veelbelovend. Het vierstemmige voorspel over Psalm 36 met de melodie in de tenor is eenvoudig van opzet, maar zal zeker door de gemeente gewaardeerd worden. Een van de mooiste voorspelen vind ik de canon over Psalm 5. De koraalmelodie wordt in canon door de tenor en de sopraan gespeeld, slechts begeleid door de bas van het pedaal.
Een fugatische opzet wordt regelmatig gebruikt (Psalm 9), evenals melodieomspelingen (22). Een enkele maal treffen we een voorspel met de melodie in het pedaal aan (79) of wordt in toccatavorm (146) of Franse ouverturestijl (145) geschreven. Bij drie voorspelen maakt Den Boer een uitstapje naar fragmenten van liederen met verwante inhoud. Psalm 46 bijvoorbeeld wordt gecombineerd met ”Een vaste burcht”. In het tweede voorspel over Psalm 84 wordt de mus verklankt door trillers.
De voorspelen zijn overwegend in klassieke en romantische stijl geschreven. Een enkele keer horen we iets modernere samenklanken.
Hoewel de zettingen bruikbaar zijn, stoor ik me soms aan onnodige parallellen. In de zetting van Psalm 56 tref ik bij regel 2 en 3 maar liefst twee kwintparallellen aan.
Veel organisten zullen met plezier uit deze bundel spelen. Veel kerkgangers zullen er met genoegen naar luisteren. Wel mis ik soms het gerijptere vakmanschap van bijvoorbeeld een Dick Sanderman of een Jan Zwart (zie zijn psalmvoorspelen uit boek II, V en VI). Bij hen tref ik ook een nauwkeurigere uitwerking van de onderlinge stemmen aan. Bij sommige voorspelen betreur ik de octaaf- en kwintparallellen (Psalm 12 en 32).
Behalve dat ik positieve opmerkingen maak over Den Boers koraalboek wil ik, uit liefde voor het muzikale ambacht, een enkele kritische noot niet verzwijgen.
Harm Hoeve, Rouveen