Mensen in de frontlinie
Oorlogen trekken diepe sporen in de ziel van een individu en in de ziel van een natie. Op allerlei manieren kan dat tot uiting komen: bij herdenkingen, in politieke keuzes, maar ook in de verwerking van de oorlogstragiek in kunst en literatuur. Het overvloedige aantal romans en gedichten over de Eerste en de Tweede Wereldoorlog bewijst dat kunstzinnige schoonheid de realiteit van het slagveld niet uit de weg hoeft te gaan.
Wie vermoedt dat kunst vooral met schoonheid te maken heeft, kan van een koude kermis thuis komen. De realiteit van oorlogen, vernietiging, wanhoop en vertwijfeling is volop aanwezig in de literatuur uit de twintigste eeuw. Schoonheid als een onbevlekte, zuivere werkelijkheid is een illusie gebleken, zeker in de afgelopen honderd jaar. Rond 1950 dichtte Lucebert dat de schoonheid „haar gezicht” had „verbrand.” Een harmonieus wereldbeeld tref je niet snel meer aan in de naoorlogse literatuur. De werkelijkheid had zich voorgoed aangediend in de kunst en de literatuur, en geen schrijver kan er meer onderuit.
Dat geldt zeker ook voor de boeken die verschijnen in de reeks Oorlogsdomein van De Arbeiderspers. Komende zomer verschijnt alweer het tiende deel van deze serie, die de werkelijkheid van de oorlog wil presenteren in romans die grenzen aan ooggetuigenverslagen. Vrijwel alle boeken berusten op persoonlijke ervaringen van de auteurs. Dat geldt zowel voor Ernst Jünger, die als student deelnam aan de gevechten op het Vlaamse en Noord-Franse land, als voor Gert Ledig -ook een Duitser- die vocht aan het Oostfront. Van deze auteurs verschenen twee nieuwe delen in de reeks Oorlogsdomein.
Om veel redenen zijn de boeken uit de reeks Oorlogsdomein de moeite waard. Wat mij steeds weer boeit, is de vraag hoe de mensen in wanhopige, beestachtige en angstwekkende omstandigheden de essentie van hun bestaan ervaren en hun lot of bestemming onder ogen zien. Anders gezegd: op welke wijze komt God voor in de gedachten van frontsoldaten en hospikken, gewonden en piloten? Deze boekenreeks heeft wat dit betreft heel wat te bieden. Dat geldt ook voor ”Het stalinorgel” van Gert Ledig.
Wanhopige omstandigheden
In ”Het stalinorgel” beschrijft Ledig de schermutselingen aan het Oostfront. In 1942 was Hitler ten strijde getrokken tegen Rusland. Hij wilde het slavische ras terugdringen tot achter het Oeralgebergte, om ”Lebensraum” te creëren voor het Duitse ras. Aanvankelijk verliep de inval in Rusland voorspoedig, maar na verloop van tijd bleek dat Hitler te veel hooi op de vork had genomen. De nederlaag op de steppen van Rusland -die zich concentreerde in de militaire verliezen in het inferno van Stalingrad- heeft in sterke mate bijgedragen aan de val van Hitler-Duitsland.
Ledig houdt zich echter helemaal niet met deze brede context van de oorlog bezig. Hij beschrijft mensen in de frontlinie - dé mens, in intens wanhopige omstandigheden. Het verhaal is hoofdzakelijk geschreven vanuit het gezichtspunt van de Duitsers, enkele malen ligt het perspectief bij de Russen. De verteller switcht van de ene loopgraaf naar de andere. Ledigs interesse is strikt beperkt tot het frontgebeuren, zodat je uit het boek niet eens kunt opmaken aan welke kant Ledig staat.
Hoewel lezers dat soms vreemd vonden en men het Ledig ook wel heeft verweten, maakte zijn boek toch diepe indruk. Een Duitse recensie uit de jaren vijftig omschrijft het zo: „Bij Ledig is de mens, de eenzame mens van het massale leger, nog slechts het gekwelde, afgeslachte, verscheurde, verbrande, geslagen, fysiek en psychisch misbruikte slachtoffer van een zowel sadistische als totaal zinloze, menselijk-onmenselijke, demonische fataliteit.” Dat klinkt dramatisch, en dat past bij de roman; maar het is slechts één kant van Ledigs boek.
Verzet
De andere zijde werd belicht door een recensie in ”Die Zeit”: „De sterke kant van Ledig is zijn stijl: ogenschijnlijk koel, slechts werkend met korte, snijdende hoofdzinnen, met daarachter steeds de hartstocht van een verscheurd hart en de liefde voor de Duitse en Russische mensen die hier in beesten veranderen.”
De recensent van ”Die Zeit” roert hier een belangrijk punt aan. Ledigs literaire werk is een vorm van verzet tegen de werkelijkheid die hij weergeeft. Dat is een fundamenteel verschil met een vertelling die slechts beestachtigheden weergeeft en het daarbij laat.
Ledigs verzet manifesteert zich in een hardnekkige bezinning op de vraag van leven en dood. Het katholicisme zal hier -gezien zijn biografie- voor Ledig een rol hebben gespeeld. Verwijzingen naar de Bijbel zijn talrijk in zijn boeken. Met name aan het slot van ”Het stalinorgel” komt Ledig wat dit betreft tot een cruciale vraagstelling.
Op dat moment zijn de gevechten enigszins geluwd; de doden worden begraven. De groep soldaten krijgt een preek te horen van een dominee, die zojuist vanuit de burgermaatschappij is ingevlogen en het slagveld heeft betreden. De man weet niet wat hem overkomt. Toch wordt van hem verwacht dat hij een troostend woord zal spreken. Maar al meteen lijkt het erop dat zijn preek over de werkelijkheid heen schiet, niet landt in de levens van de soldaten. De gruwelijkheden van de strijd verklaart de dominee met „Gods raadsbesluit”: God heeft het zo gewild; Hij is ondoorgrondelijk, we moeten ons erbij neerleggen - aldus de dominee.
Het líjkt erop dat Ledig hier deze predikant en zijn boodschap ridiculiseert. Maar achteraf zegt een soldaat over deze preek: „Het kabbelt allemaal zo aangenaam in je oren. Het is weer eens wat anders. Bovendien… stiekem hoop je dat het waar is.” Een ander valt hem bij en zegt: „Je moet je toch niet voorstellen dat we ook daarin nog teleurgesteld worden.”
Dat deze zin de slotzin is van de roman is veelzeggend. Ledig eindigt niet als een cynicus. Het is opmerkelijk voor een schrijver die erom bekend staat niets gruwelijks uit de weg te gaan. De bodemloze put van onmenselijkheid weerhoudt Ledig er niet van de vraag naar menswaardigheid te stellen in het perspectief van Gods handelen.
Het is van belang dit te constateren, omdat veel auteurs die ’de moeite en het verdriet’ van het mensenleven onder ogen zien, zich er min of meer bij neerleggen dat het allemaal zinloos en chaotisch is. Dat kan de ronduit menselijke vragen naar het waarom laten verstommen. Dan ben je ver van huis - hoewel er situaties zijn waarin zelfs dat begrijpelijk is.
Bij Ledig glijdt het echter niet af naar dat niveau; in ”Het stalinorgel” worden de vragen juist dringend. Hoewel Ledig voor zichzelf geen bevredigende theologische kijk op de oorlog weet te ontwikkelen, is de roep om God gedempt, maar tegelijk krachtig aanwezig in zijn roman.
Monter boek
Anders ligt dat bij Ernst Jünger (1895-1999), Duits officier in de Eerste Wereldoorlog. Hij schreef een nauwkeurig dagboek over de loopgravenstrijd op de slagvelden in Frankrijk en België. Jüngers dagboek verschijnt nu in Nederlandse vertaling onder de titel ”Oorlogsroes”.
Het is vervreemdend te ontdekken dat Jünger weinig wanhoop lijkt te kennen. ”Oorlogsroes” is een monter boek, dat zich vooral onderscheidt door nauwkeurige verslaglegging. Veel namen van dorpen en gehuchtjes passeren de revue, Jünger meldt voortdurend of de weg van zuid naar noord of van oost naar west loopt, hoe de rivier heet die zijn oversteken, hoe de brug heet - als die er nog is. Toch is het geen saai feitenrelaas, omdat het verhaal van afwachten, strijd, bestorming en terugtrekking boeiend is.
Toch blijft het knagen: alle auteurs uit de reeks Oorlogsdomein denken hardop na over de ellende van de oorlog en de wanhoop die deze met zich meebrengt. Jünger klaagt zelden en wordt niet erg aangegrepen door de dood van vele kameraden. Nogal eens -en dat typeert het specifieke karakter van deze roman- doet Jünger uitspraken over de heroïek van de oorlog. Het is toch iets prachtigs, die oorlog! - zo is de sfeer van dit boek.
Als Jünger een enkele keer neerslachtig is, heeft dat vooral te maken met het feit dat hij gewond is en niet kan deelnemen aan de strijd: „Wat me vooral treurig stemde was dat ik niet had kunnen deelnemen aan de aanval van mijn regiment op het Bos van Saint-Pierre-Vaast - een schitterend wapenfeit waarbij ons honderden gevangenen in handen vielen.”
Monumenten van gruwel
Er is misschien geen oorlog die méér literair werk heeft opgeleverd dan de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen romans en dagboeken, maar ook talloze gedichten werden gewijd aan deze vier ellendige jaren. De Vlaamse schrijver Tom Lanoye stelde een lees- en kijkboek samen met gedichten van diverse ”war poets”: Sassoon, Owen, Manning, Graves en anderen.
Opmerkelijk: de hunkering naar roem en heldendom van Jünger is nergens waarneembaar in de gedichten. Het zijn stuk voor stuk monumenten van de gruwel die mensen elkaar hebben aangedaan.
Lanoye heeft zijn boek breed opgezet, met grote illustraties van relicten uit de ”Groote Oorlog”, zoals een eenvoudig bordje aan de weg: ”Lost battalion”. De gedichten zijn heftig, pijnlijk, spreken van kwelling.
De sfeer van het boek als geheel is verstild en respectvol. Het is een passend eerbetoon aan een generatie Europeanen die de politieke spanningen tussen de Europese staten met de dood moesten bekopen. Tegelijk is het een goede mogelijkheid tot kennismaking met het indrukwekkende ’relaas’ van de ”war poets”.
”Het stalinorgel”, door Gert Ledig; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, reeks Oorlogsdomein nr. 6, 2002; ISBN 90-295-2810-9; 224 blz.; € 18,95;
”Oorlogsroes” door Ernst Jünger; uitg. De Arbeiderspers; Amsterdam, reeks Oorlogsdomein nr. 8, 2002; ISBN 90-295-2332-8; 348 blz.; € 24,95;
”Niemands land. Gedichten uit de Groote Oorlog”, door Tom Lanoye, met foto’s van Michiel Hendryckx en tekeningen van Dooreman; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2002; ISBN 90-446-0172-5; 92 blz.; € 25,-.