Marokkaan en Turk minder religieus
De tweede generatie Turken en Marokkanen in Nederland is duidelijk minder religieus dan de eerste generatie. Wel omschrijft het overgrote deel van de tweede generatie zich nog altijd als moslim, maar ook dit percentage is lager dan bij de ouders.
Dat concluderen de onderzoekers Mieke Maliepaard en Marcel Lubbers van de Universiteit Utrecht (UU) en Mérove Gijsberts van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De bevindingen van de onderzoekers verschijnen deze maand in een artikel in het Britse tijdschrift Ethnic and Racial Studies. De onderzoekers zijn aangesloten bij een internationaal project dat religieuze veranderingen onder minderheden onderzoekt.Bijna 2000 mensen van zowel de eerste als de tweede generatie in Nederland woonachtige Turken en Marokkanen deden mee aan het onderzoek. Daaruit blijkt onder meer dat de tweede generatie minder vaak deelneemt aan de ramadan, de jaarlijkse vastenmaand. Ook wordt duidelijk dat mensen uit de tweede generatie minder vaak bidden dan mensen van de eerste generatie.
De tweede generatie omschrijft zich tevens vaker als niet-moslim: 12 procent van hen zegt niet (langer) religieus te zijn, tegenover 5 procent van de eerste generatie. Een grote meerderheid van de kinderen van immigranten voelt zich dus moslim, maar die meerderheid is wel kleiner dan bij hun ouders, zo concluderen de onderzoekers.
Binnen de tweede generatie treedt een zogenoemde vernederlandsing op: jongere Turken en Marokkanen identificeren zich meer met Nederland dan hun ouders doen.
Volgens de onderzoekers zijn de hoge graad van onderwijs en het feit dat de tweede generatie opgroeit in het seculiere Nederland hier de oorzaken van. Ook ondersteunt het onderzoek de veronderstelling dat mensen zich over de generaties heen aanpassen.
Verrassend noemen de onderzoekers de uitkomst over het religieuze gedrag binnen de tweede generatie. Hoogopgeleide Turken en Marokkanen die zichzelf als moslim omschrijven, praktiseren het geloof meer dan laagopgeleiden. Dit is bij mensen uit de eerste generatie juist andersom.
De onderzoekers doen nader onderzoek om deze uitkomst te verklaren. Het onderzoek zullen zij uitvoeren in internationaal verband.
Als basis voor het onderzoek dienden vragenlijsten die Turkse en Marokkaanse Nederlanders enkele jaren geleden invulden voor het SCP. De deelnemers aan het onderzoek lieten onder meer weten hoe vaak zij bidden.
Ook reageerden zij op stellingen. Zo maakten ze duidelijk in welke mate ze het eens zijn met stellingen als ”niemand moet mijn religie ter discussie stellen”.
De onderzoekers analyseerden de antwoorden op een manier waarop dat nog niet eerder is gebeurd. Ze verwerkten de antwoorden tot cijfers die aangeven hoe sterk de religieuze identiteit van de verschillende generaties is en in welke mate de Turkse en Marokkaanse Nederlanders hun religie in de praktijk brengen.