Hollands stadsorgel
”Met uitneemende fraaje geluiden in een voor het geluid voordelige kerk”, zo luidt de ondertitel van een lezenswaardig boekwerkje dat dr. Jaap den Hertog schreef ter gelegenheid van de afronding van de restauratie van het interieur van de Marekerk en de recente renovatie van het Garrelsorgel.
De Marekerk, een ontwerp van stadsarchitect Arent van ’s-Gravesande, is met haar karakteristieke koepel gezichtsbepalend voor de omgeving en bovendien een uniek voorbeeld van protestantse kerkbouw uit het begin van de 17e eeuw. De Marekerk is het eerste godshuis in Leiden dat speciaal voor de protestantse eredienst is gebouwd.Het orgel in de Marekerk kent een bewogen geschiedenis. Oorspronkelijk gebouwd voor de Leidse Pieterskerk, verhuist het in 1733 naar de Marekerk om er de gemeentezang te begeleiden.
Stap voor stap beschrijft Jaap den Hertog in zijn boek de ontwikkelingsgang van het orgel, die bijna vijf eeuwen omspant. In het eerste hoofdstuk wordt gedetailleerd beschreven welke werkzaamheden orgelmakers als Peter Jansz de Swart, Jan Jacobsz van Lin, Galtus en Germer van Hagerbeer en vader en zoon Duyschot aan het orgel verricht hebben. Zo ontvangt De Swart voor het onderhoud aan de Leidse orgels jaarlijks een lijfrente van 18 gulden. Voor schade door brand, water of ratten is hij niet aansprakelijk.
Ook het uiterlijk van het orgel –de rijk gedecoreerde kas, die regelmatig wordt veranderd en verfraaid– komt in het eerste hoofdstuk ruimschoots aan bod. Het geheel is verluchtigd met talrijke fraaie afbeeldingen van pijpeninscripties en ornamentiek.
Het tweede hoofdstuk beschrijft de overplaatsing van het orgel door Rudolph Garrels. Op 11 april 1733 bespreekt Garrels met de Leidse burgemeester „het transporteren van het kleine orgel van boven de deur der consistorie in de Pieterskerk in het choor tot in de Marekerk.” Omdat het instrument te zwak is, ondergaat het in 1735 een totale facelift.
Na de overplaatsing door Garrels wordt het orgel hoofdzakelijk gebruikt voor de begeleiding van de gemeentezang. In hetzelfde hoofdstuk gaat Den Hertog ook uitvoerig in op de ombouw door Hendrick Hess, die in 1781 bijna 900 pijpen uit het orgel vervangt door nieuwe exemplaren „van gelijk speci als de thans nog in staande pijpen sijn.” Deze ingrijpende verbouwing luidt tegelijkertijd het verval in dat in de loop van de negentiende en de twintigste eeuw verder doorzet.
Gedurende de gehele negentiende eeuw is het inkomen van de organist bepaald geen vetpot. Dat regelingen afwijken van wat heden ten dage gebruikelijk is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat men in 1868 besluit om organisten 15 cent per dienst te betalen voor het door hen gebruikte licht tijdens de avonddiensten, maar dat wel gecontroleerd zal worden of het licht nodig is geweest!
In de loop van de negentiende eeuw wordt er nauwelijks onderhoud aan het orgel gepleegd. Door ingrijpen van de Leidse orgelmaker P. C. Bik krijgt het orgel een meer romantische uitstraling. In 1965-1966 wordt het orgel gerestaureerd en uitgebreid met een borstwerk door de firma Flentrop te Zaandam. De toen ontstane situatie is bij de jongste renovatie als uitgangspunt genomen.
Jaap den Hertog verdient een compliment voor de uiterst nauwgezette manier waarop hij de geschiedenis van het orgel in de Marekerk in zijn boek heeft beschreven. In dit verband dienen ook de vele voortreffelijke afbeeldingen genoemd te worden. Kortom, een boeiend en leerzaam boekje!
Het orgel in de Marekerk, met uitneemende fraaje geluiden in een voor het geluid voordeelige kerk, Jaap den Hertog;uitg. in eigen beheer, Leiden, 2010; ISBN 9789090250649; 88 blz.; € 17,50; bestellen: marekerk.nl.