Bij ‘Hafmo’ aan de Herengracht
„We hebben maar een uur.” Ik hoor het Hans van Mierlo nog zeggen, met zijn bronzen ”u” en brouwende ”r”. Uiteindelijk vroeg hij me na twee uur nog even te blijven zitten.
Als aantredend buitenlandjournalist bij deze krant medio 2001 wilde ik wat beter thuisraken in de internationale betrekkingen. Bij enkele oud-ministers van Buitenlandse Zaken nodigde ik me uit voor een ‘achtergrondgesprek.’Er gingen meer deuren open dan ik had verwacht. Behalve bij Van Mierlo ging ik op de koffie bij Hans van den Broek en Dries van Agt. De laatste wond zich op over de Palestijns-Joodse kwestie, wat later een groot interview werd.
De vorige week overleden H. A. F. M. O van Mierlo bewoonde in zijn eentje een pand in de grachtengordel. Daar zetten we ons aan de keukentafel.
Hij zette twee mokken koffie op tafel en goot er wat koude melk bij. Met een lepeltje roerde hij eerst in mijn kopje en daarna in het zijne.
Vervolgens keek hij me aan. „Stel gerust uw vragen, want we hebben maar een uur.”
Ik legde uit dat ik graag van een insider wilde horen welke zaken er spelen achter de schermen van het buitenlands beleid. Waarop hij zei: „Ja, dat vond ik al zo naïef in uw brief. Alsof ik iets weet dat u als krantenlezer niet weet.”
Nooit zal ik vergeten hoe scherp Van Mierlo zich uitliet over de Amerikanen. Het was kort na de WTC-aanslagen en slechts enkele dagen voor de inval in Afghanistan.
Hij was uiterst verontwaardigd dat de Amerikanen binnen de NAVO geen tijd hadden gegeven het „bewijs” tegen Bin Laden, dat „niet goed” was, beter te onderzoeken.
Zo’n heftig anti-Amerikanisme was eigenlijk nieuw voor mij. „Ze knallen eerst en gaan daarna pas praten.” Later, rond de kwestie Irak, heb ik hem uitgenodigd hier in een interview op in te gaan, maar daarvoor bedankte hij.
Toch was er tussen ons wel een ‘klik’. Toen het uur al ver was verstreken, vroeg hij mij bij de deur naar het christelijke van die Amerikanen. Hij zette zich in een van de twee leren stoeltjes en bood mij de andere aan. Ik zei dat je religieuze uitingen (zoals ”God bless America” van de president) soms niet godsdienstig, maar cultureel moet duiden. Wat hij een „interessante analyse” noemde.
Hoe vaak had de immer mijmerende Van Mierlo dat al niet gezegd: „Interessante analyse”? Maar, eerlijk is eerlijk, toen ik eindelijk wegging, voelde ik me natuurlijk verguld. De man die jarenlang onophoudelijk analyses had gegeven en aangehoord, had de mijne zomaar „interessant” genoemd.