Opinie

Versplintering bedreigt stabiliteit

Versplintering, dat was wel het trefwoord waaronder de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen te vangen viel. Niet alleen doordat de aanhang toenam van de lokale partijen die zich ook nu weer in een bonte verscheidenheid presenteerden. Maar ook omdat de grote partijen (CDA en PvdA) hooguit nog als middelgroot betiteld kunnen worden en kleine partijen als D66 en GroenLinks zich sterker manifesteerden. En dan was er nog de schaduw van Wilders.

tekst dr. C. S. L. Janse
12 March 2010 18:41Gewijzigd op 14 November 2020 10:05
Voor de landelijke politiek geldt meer dan ooit dat de kiezer wel op een partij kan stemmen, maar niet weet wat voor regeringscombinatie dat zal opleveren. Foto ANP
Voor de landelijke politiek geldt meer dan ooit dat de kiezer wel op een partij kan stemmen, maar niet weet wat voor regeringscombinatie dat zal opleveren. Foto ANP

Heel die ontwikkeling roept vragen op over de bestuurbaarheid van het land. Maar ook op gemeentelijk niveau. De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch (39 zetels) telt thans 12 fracties, waarvan de grootste 5 zetels heeft. In de evengrote raad van Zaanstad zijn zelfs dertien partijen vertegenwoordigd. Maar daar telt de grootste fractie, die van de PvdA, in ieder geval nog acht leden.In ’s-Hertogenbosch zijn er minstens vijf fracties nodig om een meerderheidscollege te vormen. Die moeten het dan ook nog met elkaar eens worden. En des te meer partijen het college vormen, des te groter is de kans dat het tijdens de raadsperiode tot een breuk komt.

Gangbare coalities

Voor de landelijke politiek geldt meer dan ooit dat de kiezer wel op een partij kan stemmen, maar niet weet wat voor regeringscombinatie dat zal opleveren. De voorheen gangbare coalities, CDA met PvdA, CDA met VVD of paars komen niet meer aan een meerderheid. Daar moeten andere partijen aan toegevoegd worden: D66, GroenLinks, de SP of de Christen­Unie. Maar dan geldt: hoe groter de coalitie, hoe moeilijker de formatie en hoe meer kans dat men het einde niet haalt.

Daarbij komt dat de verhouding tussen CDA en PvdA grondig bedorven is. Het is niet voor de hand liggend om de kabinetsformatie te beginnen met een herstel van die samenwerking. Maar zeg nooit nooit. Als alle andere mogelijkheden niet lukken en het inmiddels november of december geworden is (de langste kabinetsformatie tot dusver duurde 208 dagen), dan weet je het maar nooit. Zeker wanneer niet alleen Bos maar ook Balkenende zou zijn vervangen door een ander.

Het CDA staat nu op twaalf zetels verlies. Als zich dat ook in werkelijkheid zou voordoen, is het de vraag of Balkenende dat overleeft. Na drie gestrande kabinetten is van hem de glans wel af. Dat hij vorig jaar meedong naar de post van president van Europa en het gegeven dat hij ditmaal alleen beschikbaar is voor het premierschap, wijzen ook al in die richting.

Meer dan vroeger worden partijleiders afgerekend op resultaat. Toen de vorige raadsverkiezingen slecht uitpakten voor de VVD, hield fractieleider Van Aartsen het voor gezien. Ditmaal trok Agnes Kant haar conclusie uit de teleurstellende uitslagen van haar partij. Een partij die tot dusver gewend was te winnen.

Laagdrempelig kiesstelsel

Wat is er met de Nederlandse politiek aan de hand? Is wat we nu meemaken uitzonderlijk of doet zich in andere Europese landen iets dergelijks voor? In ieder geval moeten we bedenken dat het Nederlandse kiesstelsel erg laagdrempelig is. En daarmee vriendelijk voor nieuwkomers. Bij een districtenstelsel, zoals men dat met name in de Angelsaksische wereld kent, is het veel moeilijker om het daarbij behorende tweepartijenstelsel te doorbreken. Ontevredenen moeten proberen een van die twee partijen over te nemen. Lukt dat niet, dan rest hen weinig anders dan thuis te blijven of keer op keer op een tamelijk kansloze kandidaat te stemmen.

Anderzijds is van belang dat Nederland geen opkomstplicht meer kent. België heeft dat nog wel en het jarenlange succes van het Vlaams Blok, inmiddels Vlaams Belang geheten, is daar wel aan toegeschreven. Cynische en ongeïnteresseerde kiezers die anders thuis zouden blijven, moeten in België naar de stembus komen. Geen wonder dat velen van hen dan bij een protestpartij uitkomen.

KVP/CDA contra PvdA

In de naoorlogse periode werd het politieke spectrum in Nederland gedomineerd door twee grote partijen. Tot in de jaren zeventig de PvdA en de KVP, daarna de PvdA en het CDA. In de verkiezingscampagnes ging het erom wie van de twee de grootste zou worden. Elf keer werd dat de KVP of het CDA, slechts acht keer viel de PvdA die eer te beurt.

Naast de historische en ideologische tegenstellingen die er onmiskenbaar waren, maakte die strijd om de eerste plaats coalities van KVP of CDA met de socialisten altijd instabiel. Ook binnen het kabinet wilde de een niet voor de ander onderdoen. De VVD gedroeg zich altijd meer als een juniorpartner die blij was dat hij mee mocht doen.

Inmiddels hebben die twee grote partijen veel averij op gelopen. In plaats dat ze rond de vijftig zetels eindigen, mogen ze blij zijn als ze ergens in de dertig uitkomen. Het CDA lijdt onder de ontkerkelijking. Vandaar dat de partij in de grote steden niets meer voorstelt. In Amsterdam nog twee raadszetels, in Den Haag en Rotterdam drie en in Utrecht vier. Alleen in het vanouds rooms-katholieke zuiden gaat het iets beter. Zowel in Eindhoven als in Tilburg en Breda komt men aan zes zetels.

Het CDA kan alleen groot worden door niet te veel de nadruk te leggen op zijn christelijke identiteit. Destijds stemde de meerderheid van de CDA-fractie tegen het homohuwelijk, maar het is zeer de vraag of ze dat nog zou doen. In de afgelopen kabinetsperiode liep minister Van der Hoeven niet hard om het oneigenlijk gebruik van de Winkeltijdenwet in te dammen.

De PvdA heeft een belangrijk deel van haar traditionele arbeidersachterban aan de SP en recent aan Wilders verloren. Daarnaast lopen haar kiezers weg naar meer kosmopolitische partijen als D66 en GroenLinks. De VVD, die vroeger alleen met het CDA en D66 moest strijden om haar aandeel in de zwevende kiezersmassa, heeft nu op de rechterflank in Wilders een forse concurrent gekregen.

Vijf kabinetten-Colijn

Vergelijken we de huidige situatie met die in de jaren dertig, de jaren van de grote wereldcrisis, dan moet geconstateerd worden dat er ook toen in ons land een grote politieke instabiliteit was. Althans als het ging om de regering. In tien jaar tijd (tussen 1929 en 1939) hadden we zes kabinetten. Geen van die behaalde de eindstreep. Colijn gaf in de vooroorlogse jaren leiding aan vijf kabinetten (het absolute record tot dusver) maar zijn langste kabinetsperiode was slechts twee jaar en twee maanden.

De Tweede Kamer gaf ook toen een grote versplintering te zien. Bij de verkiezingen van 1933 deden niet minder dan 54 lijsten mee. De nieuwgekozen Kamer telde veertien fracties, waaronder zes eenmansfracties. Bij de laatste Kamerverkiezingen kwamen we niet verder dan tien fracties.

Een verschil was wel dat de partijen veel stabieler waren. Bij de Kamerverkiezingen van 1933 veranderden slechts acht zetels van politieke kleur. Vergelijk dat eens met de 29 zetels die in 2006 van fractie verwisselden. Ook al had de Tweede Kamer in 1933 nog maar honderd zetels, dan is het verschil opmerkelijk groot. Het maximale verlies dat een partij toen leed was twee zetels (RKSP en SDAP) en de maximale winst ook (ARP en communisten).

Hechte achterban

Het grote verschil tussen toen en nu is dat de partijen destijds een hechte achterban hadden. Daar is nu volstrekt geen sprake meer van. De wisselende kiezers vormen de grootste partij en zij kunnen wel niet alle, maar wel allerlei kanten uit. En vergeet ook de partij van de thuisblijvers niet. Niet stemmen kan men uitleggen als een blijk van tevredenheid met de gang van zaken, maar er is meer reden om dat te interpreteren als een vorm van ongeïnteresseerdheid in de politiek, politieke apathie of regelrechte aversie tegen het politieke bestel.

Slechts een klein deel van de kiezers, onder wie relatief veel ouderen, heeft nog een uitgesproken binding aan een partij. Dat traditionele patroon komt men vooral tegen bij de SGP en in wat mindere mate bij de ChristenUnie. Die partijen hebben relatief veel leden. Hun kiezers vertonen altijd nog een hoge opkomst bij de stembus. In feite zijn die partijen daardoor in raden, Staten en Kamers (inclusief het Europees Parlement) oververtegenwoordigd.

Andere partijen worstelen met een teruglopend ledental en een inkrimpen van het vaste kiezersbestand. Ook een partij als de SP, die relatief veel leden heeft en op het grondvlak allerlei activiteiten ontplooit, heeft te maken met een sterk wisselende kiezersgunst.

Kiezers laten zich vooral leiden door het imago van politici. Die zijn daarbij sterk afhankelijk van de media. Agnes Kant had niet de uitstraling van Jan Marijnissen. D66 heeft zijn succes te danken aan Pechtold. Die kon de aandacht trekken als tegenpool van Wilders. Politici zijn ook veel sneller dan vroeger over hun houdbaarheidsdatum heen.

Vervreemding

Er is sprake van een sterke vervreemding tussen de politieke elite en de kiezers. Dat heeft te maken met ontzuiling en individualisering. Mensen rekenen zichzelf niet meer tot een bepaalde politieke stroming. Er is ook sprake van meer maatschappelijke onzekerheid. Misschien niet meer dan in de jaren dertig, maar wel meer dan bijvoorbeeld in de jaren vijftig.

De economische crisis, de verschuiving van mondiale verhoudingen (opkomst van China), de dreiging van de islam, de etnische heterogeniteit van de Nederlandse samenleving, de afbraak (althans besnoeiing) van de verzorgingsstaat en de groeiende onzekerheid over de oudedagsvoorziening spelen hierbij een rol. Die onzekerheid is er niet alleen bij de traditionele arbeidersklasse, maar ook bij de middengroepen.

Mensen voelen zich mondiger en hebben duidelijk een lagere frustratietolerantie dan vroeger. Ze pikken het niet meer als ze vinden dat ze iets tekortkomen. Ze menen algauw dat ze het veel beter weten. Ze hebben snel hun oordeel klaar over het in hun ogen falende gemeentebestuur en het zootje in Den Haag.

Omgekeerd is er duidelijk ook sprake van decorumverlies bij de politici. Dat bleek ook bij de Kamerdebatten die voorafgingen aan de val van het kabinet. Terecht heeft de scheidende fractievoorzitter van de SGP daarvoor uitdrukkelijk aandacht gevraagd en daar veel waardering voor gekregen.

Er is een algemene verruwing van het taalgebruik. Discussies lopen gemakkelijk uit op scheldpartijen en demagogie. Het laagdrempelige karakter van internetfora draagt daar ook toe bij. Wat mensen vroeger in een opwelling dachten en er in beperkte kring uitflapten, wordt nu wereldkundig gemaakt. Dat men daarbij anoniem kan blijven, werkt ook drempelverlagend.

Dat alles werkt ook door in de politiek. Politici pogen de kloof met de burger te overbruggen door zich ook op die manier te gedragen. Maar zo gaan we van kwaad tot erger. Het is overigens niet alleen de politieke stijl waarover we ons zorgen moeten maken. Dat geldt nog veel meer als je kijkt naar de te verwachten richting van het regeringsbeleid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer