Bevolkingskrimp geen bedreiging
De bevolking in gebieden aan de rand van Nederland neemt af. Bevolkingskrimp bestrijden is zinloos. De gevolgen ervan aanpakken helpt wel, stelt prof. dr. Leo van Wissen.
Bevolkingskrimp is een demografische ontwikkeling die zich op meerdere plekken aan de randen van Nederland voordoet. Met name in Noord- en Oost-Groningen, delen van Friesland en Drenthe en in Zeeland en Limburg. Jongeren trekken er weg, er worden minder kinderen geboren en de vergrijzende bevolking moet het doen met afkalvende winkel- en zorgvoorzieningen.Het is in die regio’s een niet te stuiten demografische ontwikkeling. Toch ontbreekt dat besef nogal eens. Wanneer ik lees dat het motto van een lokale politieke partij in Delfzijl is ”Bouwen, bouwen, bouwen”, dan blijkt dat sommigen het daar niet hebben begrepen.
Woningbouw stopt de teruggang in bevolking namelijk niet. Hooguit trekt dat mensen vanuit een nabijgelegen dorp, waar de krimp zich ook al voordoet. Uiteindelijk wordt er dus gebouwd voor de leegstand van enkele jaren later. Slopen is bij krimp daarom beter dan bouwen.
Met beleid krimp tegengaan is derhalve geld over de balk gooien. Een kind heeft geen bloeiend toekomstperspectief in Oost-Groningen. Dat klinkt hard, maar dat kind wil gewoon naar een plek waar de vooruitzichten beter zijn.
Het is ook nodig de situatie te relativeren. Spookdorpen zoals in Frankrijk of Spanje kennen we hier niet. En in met Midden- en Oost-Duitsland en in armere Oost-Europese landen is de terugval in bevolkingsaantallen veel dramatischer.
Tegelijkertijd staat buiten kijf dat de problemen ernstig zijn in dorpen en gemeenten waar de bevolking sterk afneemt. Daar moet beslist iets aan worden gedaan, anders ontstaat er een sociaal en economisch onhoudbare situatie.
De wijze waarop de gevolgen dienen te worden bestreden verschilt van plaats tot plaats, omdat ieder dorp nu eenmaal anders is. Sociale voorzieningen, aanwezigheid van zorg, winkelvoorzieningen, scholingsmogelijkheden. Maatwerk is daarom belangrijk.
Dat begint met bewustwording van de krimp, want inwoners van de desbetreffende dorpen leven nogal eens in de veronderstelling dat het allemaal overwaait. Op dorps- en wijkniveau dienen vervolgens plannen te worden gemaakt voor de woningvoorraad, schoolvoorzieningen, winkelvoorzieningen en voor zorg.
Revitaliseringsplannen zoals die zijn gemaakt voor het Groningse dorp Ganzedijk zijn zinloos. Ook voor Ganzedijk geldt dat het op termijn geen bestaansbasis meer heeft.
Wat ondertussen een gunstig effect op de krimp zal hebben, is het ontstaan van een grote groep vitale, tamelijk welvarende en nog goed mobiele ouderen. Die groep vormt straks circa een kwart van de bevolking. Zij kunnen een goede stimulans vormen voor de leefbaarheid in dorpen.
Tevens is er een tegengestelde migratie van mensen van middelbare leeftijd vanuit de stad naar kleine dorpen, die enig tegenwicht biedt. Dorpen kunnen daarop inspelen, maar het is zeker niet genoeg om het verlies van jongeren te compenseren.
De auteur is hoogleraar economische demografie aan de Rijksuniversiteit Groningen.