De Chinese draak biedt uitkomst
Mede dankzij China krabbelt het Westen uit het dal van de economische crisis, en dat zullen we weten: het zelfbewustzijn van China groeit met de dag. Toch valt het voor Amerikanen en Europeanen niet mee om in de Chinese draak voortaan een gelukbrengend dier te zien. En daar hebben ze zo hun redenen voor.
In de stad Wuhan, gelegen in het midden van China, werd het Chinese nieuwjaar enkele weken terug gevierd met de verering van Cai Shen Ye, de god van de rijkdom. Zo’n 550.000 burgers hadden zich verzameld in het centrum van de stad, waar ze verdwenen in een enorme gele wolk van wierook. Cai Shen Ye is een oude bekende voor Chinezen, maar hij heeft een nieuwe gedaante gekregen: geldbezit. Dat bleek onlangs uit enkele opiniepeilingen onder Chinese burgers, waarin 84 procent stelde dat het bezit van geld het belangrijkste was in zijn leven.Terwijl Nederlanders vanwege de economische crisis een toontje lager zingen als het gaat om de wens rijk te worden, blijven Chinezen uitbundig de mammon aanbidden. En de Chinese autoriteiten weten: tientallen miljoenen onderdanen hebben zelfs ten tijde van crisis en malaise hoge verwachtingen, niet enkel van hun god, maar ook van hun regeringen. De vurige hoop op rijkdom is als het ware het mes op de keel van bewindslieden in Wuhan en Peking om hen te dwingen de goddelijke voorzienigheid een handje te helpen.
Die hoop en verwachting zijn niet ongegrond. Dankzij de economische groei van China in de laatste twintig jaar konden zo’n 400 miljoen Chinezen inmiddels uit de armoede omhoogklimmen. Maar een welvarend land is China nog lang niet. Zo’n 150 miljoen Chinezen moeten dagelijks rondkomen van minder dan 1 dollar. Een veelvoud aan burgers bevindt zich net boven die grens. Dat blijkt ook wel uit de gemiddelde koopkracht in China. Die bedraagt nog geen 20 procent van die in de EU.
Kloof
In het land zelf groeit intussen de kloof tussen arm en rijk, een kloof die identiek is aan die tussen platteland en stad. Lag het gemiddelde jaarinkomen op het platteland vorig jaar op zo’n 520 euro, in de stad was dat 1890 euro.
Vooral deze kloof zorgt voor een broeierig sociaal en politiek klimaat in China, want al die armen beseffen heel goed dat de glamour en glitter die ze dagelijks op tv zien niet in het verre buitenland fonkelt, maar dicht bij huis, in steden als Sjanghai, Chengdu en Peking. Het is ook deze kloof die de verering van de mammon een buitengewoon grimmig karakter geeft. Met de wierook laten de armen dag in dag uit slechts één gebed omhooggaan: zij rijk, dan wij ook.
Is het een wonder dat de Chinese autoriteiten de economische crisis met man en macht bestrijden? Sinds 2008 lijkt China op een brandend huis dat van de weeromstuit door al te ijverige brandweerlieden onder water wordt gezet, zo overweldigend zijn de crisismaatregelen.
Met een stimuleringspakket ter waarde van 435 miljard euro probeert de Chinese overheid de economische groei op peil te houden en schieten nieuwe bruggen, wegen, vliegvelden, spoorlijnen, huizen en kantoorgebouwen als paddenstoelen uit de grond. Officieel is de regering bezig met „het opkrikken van de binnenlandse markt”, omdat de exportindustrie –sinds enkele tientallen jaren de belangrijkste motor achter de groei– China te afhankelijk heeft gemaakt van afnemers in Amerika, Europa en Azië. Maar in werkelijkheid wordt die industrie weer volop aangezwengeld en is de overheid met zijn kapitaalinjecties vooralsnog de belangrijkste vertegenwoordiger van die veelbelovende binnenlandse markt.
De gevolgen van deze overkill aan staatsinmenging bleven niet uit: vorig jaar groeide de Chinese economie met bijna 9 procent, en voor dit jaar heeft Peking een groei van minstens 9,5 procent gepland. Terwijl het Westen nog volop worstelt met de economische crisis, zijn de Chinezen al uit het dal omhoog gekomen. Sterker, ze spelen een cruciale rol bij het weer op gang brengen van onze economieën. Wie in de Rotterdamse havens naar een verklaring vraagt van de bedrijvigheid daar, hoort al gauw meermalen „China” en „Azië” noemen.
Assertiviteit
Het autoritaire China is dus bezig het democratische Westen uit de put te helpen. Dat moet gevolgen hebben voor het zelfbewustzijn van de Chinese machthebbers op het wereldtoneel, want het door het Westen verachte ”Chinese kapitalisme” blijkt waardevoller dan men in Washington, Londen, Parijs, Den Haag ooit heeft durven denken.
Terwijl de containers van en naar China worden vervoerd, is er juist in deze tijd van crisis een stilzwijgende export aan de gang van denkbeelden –over de rol van democratie, mensenrechten– vanuit China en de gehele Aziatische regio richting het Westen. Alsof men wil zeggen: het wordt tijd dat ook het Westen gaat beseffen dat de Chinese draak geen verschrikkelijk monster is, maar een gelukbrengend wezen.
Nergens wordt dat beter geïllustreerd dan in ”De eeuw van Azië, een onafwendbare mondiale machtsverschuiving”, het boek van de Indiase politicoloog Koshore Mahbubani. De Chinese leider Deng Xiaoping typeert hij als een verstandig pragmaticus, die heel goed inzag dat politieke stabiliteit in zijn land van cruciaal belang was voor de geleidelijke introductie van de vrijemarkteconomie in China. Het bloedig neerslaan van de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede, juni 1989, was volgens Mahbubani daarom een verstandige daad die China heeft behoed voor veel politieke en vooral economische ellende.
De nieuwe Chinese assertiviteit op het wereldtoneel is door meer waarnemers gesignaleerd. The Economist besprak onlangs in een artikel de zware straffen die enkele dissidenten kregen opgelegd, onder de titel ”What are they afraid of?” (Waar zijn ze bang voor?). Als antwoord oppert de auteur de mogelijkheid dat de hervormingsgezinde krachten binnen de partij kennelijk niet zo sterk zijn als het Westen had gehoopt.
Ook Chinakenner David Shambaugh signaleerde vorige maand in een opiniestuk in de Financial Times de nieuwe Chinese assertiviteit ”The Chinese tiger shows its claws”). Hij citeert westerse ondernemers in China die er een ongekend kil politiek klimaat ervaren. Shambaugh heeft er geen eensluidende verklaring voor, maar noemt een reeks van factoren. De economische rol van China als redder van het Westen is er een, maar ook de machtswisseling in 2012 binnen de partijtop kan voor nervositeit binnen de hoogste burelen zorgen.
Intussen laat het Westen zich ook niet onbetuigd. De Chinezen mogen dan een rol spelen bij het vlottrekken van de wereldeconomie, er is ook een keerzijde. Zo liet de Europese Kamer van Koophandel eind vorig jaar in een rapport weten dat het stimuleringspakket van de Chinese staat de toch al enorme overcapaciteit van de Chinese exportindustrie gigantisch vergroot.
Wierook
Met enige vertraging zal er een golf van goedkope exportgoederen de westerse markten overspoelen. Chinezen wentelen op die manier de prijs voor economisch herstel in eigen land af op het Westen en waarschuwen de Europese beleidsmakers. Die zullen het weten. „In de tweede helft van 2010 zal het aantal rechtszaken dat aangespannen wordt tegen China vanwege oneerlijke handel drastisch toenemen.” Het kunstmatig laag houden van de waarde van de Chinese munt teneinde hun export te stimuleren, is het Westen al jaren een doorn in het oog. Vuurwerk dus, de komende maanden, alleen komt het dit keer niet uit China, maar is het van westerse makelij.
Maar ook in China zelf dreigen de stimuleringsmaatregelen verkeerd uit te pakken. Oververhitting van de economie, torenhoge inflatie en de opkomst van zeepbelinvesteringen –met name in de vastgoedsector– zijn schadelijke bijeffecten van het massieve overheidsingrijpen in de Chinese economie, vrezen economen.
Er moet een andere motor in de Chinese economie, vinden ook de Chinezen. Minder export van speeltjes en andere laagwaardige consumptiegoederen (”me-too-goods” zeggen de Amerikanen) en in plaats daarvan productie van hoogwaardige en nieuwe goederen, bedacht en ontworpen door Chinese ingenieurs. Ook zouden er meer diensten (transport, verzekeringen, gezondheidszorg) in plaats van producten geleverd moeten worden.
Maar het leven blijkt, zeker in tijden van crisis, sterker dan de leer, signaleerde eind vorig jaar BusinessWeek al in een hoofdartikel (”The China Hype”). Het blad ziet tegengestelde trends in China: grootse plannen voor vernieuwing, en tegelijkertijd een terugval op oude methoden, zoals meer staatscontrole van de economie, bevoordeling van staatsbedrijven en het stimuleren van de bestaande laagwaardige exportindustrie.
Visie op de toekomst is er wel, maar die wordt kennelijk gehinderd door de wierook van miljoenen burgers. De ministers van de god mammon moeten rijkdom creëren, en snel graag.
„Aanpassen is beter dan beschermen”
Is de westerse angst voor de opkomst van China (en India) als economische grootmacht terecht? Nee, stelt Jan Willem Blankert, diplomaat bij de Europese Commissie, in zijn boek ”China Rising. will the West be able to cope?”.
Uit berekeningen zou volgens Blankert blijken dat rond 2020 het effect van China en India als opkomende economieën voor de EU en de VS zo goed als nihil is. „Net zoals het na de Tweede Wereldoorlog als economische macht gevreesde Japan nu geen enkele negatieve rol meer speelt.” Blankert wijst erop dat nu al het enorme reservoir aan goedkope arbeidskrachten in China aan het opdrogen is, waardoor arbeidskosten ook daar hoger zijn geworden en nog verder zullen stijgen. Ook het Chinese handelsoverschot met het Westen zal verdwijnen, verwacht Blankert, zodra daar de uitdijende middenklasse aan het consumeren slaat en de binnenlandse markt, ook voor het buitenland, aantrekkelijk wordt.
Dat laat onverlet dat in bepaalde sectoren van de economie de gevolgen nu ingrijpend zijn. Het ”China-effect” kost banen bij ons –vooral als het gaat om laagbetaald en ongeschoold werk– en zet lonen onder druk, geeft ook Blankert toe.
Verder benadrukt Blankert het positieve effect van de import van goedkope produkten uit China. In het Westen is daardoor immers een in materieel opzicht hoge levensstandaard voor weinig geld mogelijk. Ook wijst hij op de vaak eenzijdige weergave door de media van de gevolgen van de ‘factor China’: sluiting van fabrieken en het verlies van banen wordt doorgaans breed uitgemeten, terwijl de opening van een fabriek en het creëren van banen nauwelijks nieuwswaarde hebben.
Het huidige handelsoverschot met China bestrijden met protectionisme, bijvoorbeeld door hogere invoertarieven, acht Blankert een kwalijke maatregel, omdat die de eigen westerse consumenten verhindert de goedkoopste producten af te nemen. Veel beter is aanpassing aan de nieuwe realiteit, bijvoorbeeld door werknemers in kwetsbare sectoren voortijdig om te scholen. Op dit punt is Europa een voorbeeld voor Amerika, waar werknemers veel minder flexibel zijn.
Die Europese flexibiliteit houdt verband met het feit dat de Europese samenleving veel meer gelijkheid kent dan de Amerikaanse. Zo is de toegang tot onderwijs groter, en ook het gevoel van sociale zekerheid is binnen de EU sterker. Dat verklaart waarom in de VS de kwestie China een ”hot issue” is onder politici van zowel links als rechts, en niet in Europa. „Hier wordt China niet als boosdoener gezien van ontslagen, maar zijn het de eigen werkgevers en overheden die het moeten ontgelden.”
Het Volkscongres bijeen
Grote drukte in de Chinese hoofdstad Peking de komende dagen, nu daar het Nationaal Volkscongres zijn jaarlijkse zitting is begonnen. Het Volkscongres is formeel het hoogste staatsorgaan en wordt gedomineerd door leden van de comunistische partij. Ze bespreken voorgekauwde wetsvoorstellen, maar de laatste jaren gaat dat gepaard met steeds levendigere discussies. Op de agenda staan vooral economische onderwerpen. Zo moet de welvaartskloof tussen stad en platteland worden gedicht, maar ook de exportindustrie vraagt om een duw in de rug, omdat door de wereldwijde crisis de werkloosheid in het land niet tot sociale onrust mag leiden.