Misbruikt in een religieus internaat
In kerkbreed komt iedere week een persoon aan het woord die een reflectie geeft op een opvallende gebeurtenis of ontwikkeling in het kerkelijke leven. Vandaag: Maria ter Steeg, secretaris van het bestuur van de rooms-katholieke stichting Hulp & Recht.
Kwetsbare kinderen die in een rooms-katholiek internaat slachtoffer werden van seksueel misbruik. Sinds diverse media de afgelopen week uitpakten met verhalen van mensen die vertellen wat de paters salesianen in ’s-Heerenberg hun indertijd hebben aangedaan, draait de stichting Hulp & Recht overuren.Maria ter Steeg heeft nauwelijks gelegenheid media te woord te staan. Het oud-staflid van het aartsbisdom Utrecht is secretaris van Hulp & Recht, een nevenfunctie die momenteel een groot deel van haar tijd in beslag neemt.
De afgelopen week kwamen er meer dan zeventig meldingen binnen bij de stichting, die slachtoffers van seksueel misbruik door priesters, religieuzen en kerkelijk werkers begeleidt.
Niet eerder kreeg de instelling, die in 1995 door de Nederlandse bisschoppen werd opgericht, zo veel verhalen in korte tijd te verwerken, zegt Ter Steeg. De bal ging rollen toen NRC Handelsblad en de Wereldomroep vorige week berichten naar buiten brachten over misbruik in het voormalige rooms-katholieke internaat Don Rua in ’s-Heerenberg.
De afgelopen dagen volgden nieuwe publicaties. Die wijzen erop dat minstens tien paters zich in de jaren zestig en zeventig schuldig zouden hebben gemaakt aan (ernstig) grensoverschrijdend gedrag. Sindsdien staat de telefoon van Hulp & Recht roodgloeiend.
Wat voor soort meldingen krijgt u binnen?
„Mensen komen met verhalen over wat er in de jaren vijftig tot zeventig in hun eigen leven is gebeurd, maar ook met algemene herinneringen aan religieuze internaten. Het gaat niet alleen om Don Rua, maar om vrijwel alle katholieke opvoedingsinstituten –bijna allemaal jongensinternaten– die er tot de jaren zeventig in Nederland waren.”
Wat raakt u het meest in de verhalen van slachtoffers?
„Het is enorm verdrietig wat kleine kinderen is aangedaan. Jongens die op hun achtste of negende in hun onderbroek of in hun blootje voor oudere mannen werden geplaatst, en die daar met niemand over durfden te praten. Stel je voor dat het je eigen kinderen zouden zijn. Dat is gruwelijk. Ik krijg het daar koud van.”
Hoe verklaart u het dat ze nu pas, na zó veel jaren, het zwijgen doorbreken?
„De drempel om deze verhalen te vertellen is hoog. Nu er enkele persoonlijke verhalen van slachtoffers in de media zijn verschenen, kan dat drempelverlagend werken. Het kan ook zijn dat mensen hun nare ervaringen lange tijd hebben weggestopt en er in zekere zin mee hebben leren leven, maar dat de herinneringen daaraan door de publiciteit weer wakker worden geroepen.”
Hoe groot is het risico dat er door alle media-aandacht minder betrouwbare verhalen naar boven komen?
„Ik ga er voorlopig niet van uit dat dat gebeurt. Laten we eerst maar eens rustig kijken wat er binnenkomt. Het is erg genoeg wat zich in de internaten allemaal heeft afgespeeld. Ik wil iedereen onbevangen zijn verhaal laten vertellen.”
In een alleszins godsdienstige omgeving konden blijkbaar lange tijd ernstige misstanden plaatshebben. Hoe verklaart u dat?
„Dat is een sociaalpsychologisch verhaal. Het ging om een gesloten systeem waarin kwetsbare kinderen werden opgevoed door mensen tegen wie ze opkeken. In die luchtdichte gemeenschap konden allerlei zaken stiekem gebeuren.”
Wat kan Hulp & Recht concreet voor de slachtoffers betekenen?
„We bieden iedere melder individuele begeleiding en kijken samen of hij of zij een klacht wil indienen. In ongeveer twee van de tien gevallen vinden mensen het genoeg dat ze hun verhaal hebben kunnen vertellen. Degenen die een klacht willen indienen, geven we juridische adviezen.
Klaagschriften worden voorgelegd aan de beleids- en adviescommissie. Die bestaat uit personen die geen kerkelijke functie hebben. Drie juristen, een maatschappelijk werker, een mediator en een pastoraal hulpverlener maken deel uit van de commissie, die door een rechter wordt voorgezeten. Zij doet gerechtelijk vooronderzoek en roept zowel klager als aangeklaagde op om vast te stellen wat er is gebeurd.
De conclusie wordt voorgelegd aan de kerk, die vervolgens een uitspraak doet. Die kan bijvoorbeeld inhouden dat een geestelijke wordt overgeplaatst of berispt, dat hij niet meer met kinderen in aanraking mag komen, in therapie moet gaan of zelfs uit het ambt wordt gezet.”
Welke plaats neemt het begrip verzoening in het geheel in?
„We spreken niet snel over verzoening tussen personen, maar hopen dat het slachtoffer zichzelf enigermate weet te verzoenen met wat er is gebeurd, al zal dat altijd blijven knagen. Daarvoor is in ieder geval nodig dat de kerk goed naar hem heeft geluisterd.”
In hoeverre heeft uw betrokkenheid bij Hulp & Recht uw kijk op de kerk veranderd?
„Mijn beeld is er niet anders door geworden. De kerk heeft altijd een slecht imago gehad als het om de seksuele moraal ging. In onze geseksualiseerde samenleving probeert zij haar normen hoog te houden. Als haar eigen personeel dan ernstig over de schreef gaat, is dat vreselijk. Heel tegenstrijdig. Al weet ik heel goed dat de kerk een kerk van zondaars is.”
Ter Steeg
Maria H. A. ter Steeg-van Wayenburg wordt op 21 augustus 1946 geboren in Wassenaar. Ze volgt het gymnasium op het rooms-katholieke Meisjeslyceum in Den Haag. Van 1965 tot 1972 studeert ze aan de theologische faculteit van de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1974 treedt ze als pastoraal werker in dienst van het KRO-omroeppastoraat. Vanaf 1986 is ze onder meer hoofd van de afdeling godsdienstige programma’s RKK/KRO Televisie en geestelijk verzorger in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein. Van 1994 tot 2008 is ze staf- en bestuurslid van het aartsbisdom Utrecht. Ook is ze sinds 2006 secretaris van de instelling Hulp & Recht. Ter Steeg is sinds 2008 weduwe. Ze heeft geen kinderen.