Een dwarsbalk als kansel
„We mogen hem niet vergeten”, schreef Louise J. Katus-Luyendijk in een scriptie voor het (hervormde) Testimonium Katecheet II over ds. Max Enker (1913-1983). In de Nieuwe Kerk in Middelburg droomde de schrijfster meestal wat weg. Totdat ze een preek van ds. Enker hoorde. Haar vader zei: „Die dominee is een Jood, en ik denk, dat het een voorrecht is van Joden om het zo van binnenuit te beleven. Het heil is uit de Joden.”
Enker werd in 1913 in Keulen geboren in een joods gezin dat zich „voor de vorm” tot de synagoge rekende. Hij werd communist en daarom onder het Hitlerbewind gevangengezet. Na zijn vrijlating ging hij naar Nederland, waar ds. J. Rottenberg hem inleidde in het christelijk geloof en ds. D. A. van de Bosch hem vervolgens doopte in Den Haag. Enker ging theologie studeren en werd in 1942 hulpprediker in Utrecht.Een Duitse soldaat herkende Enker als voormalig communistenleider – met als gevolg een arrestatie en transport naar Kamp Westerbork. Daar kreeg Enker, als kandidaat tot de heilige dienst vanwege de hervormde synode, de bevoegdheid om de geestelijke verzorging van de Nederlandse christen-joden ter hand te nemen en –bij wijze van noodmaatregel– om de sacramenten te bedienen en huwelijken in te zegenen. Barak 73 kreeg de naam Schmaddenau: gedoopte barak (schmadden is dopen).
Samen met ds. S. P. Tabaksblatt ging Enker in een woonbarak, tussen de bedden, voor in diensten met 200 toehoorders, daarin bijgestaan door een interkerkelijke commissie die als kerkenraad fungeerde. De voorganger hield zijn preek vanaf een stapelbed. Een van de dwarsbalken die het dak ondersteunden, diende als kansel, die om in stijl te blijven was gedrapeerd met een wit laken.
In een brief uit het kamp schreef Enker over dit „wondere ambt”: „In het middelpunt van mijn prediking staat de gekruisigde en opgestane Heer.” Die bleek Zich ook daar als de Levende te betonen.
Nochtans schreef F. Boasson in een in memoriam in het blad Hadderech dat Enker na de oorlog in de kerk (Cadzand, Koudekerke, Middelburg en ’t Zandt en Godelinde) niet functioneerde zoals het moest. Hij kwam op een zijspoor. Als christen-jood werd hij niet begrepen.
Stof tot nadenken te over. Er zijn nogal wat predikanten die al in hun kinderjaren voor dominee speelden. Met een geïmproviseerde kansel, want een treetje hoger hoort erbij. Heel romantisch. Maar dan in Westerbork…
Waarom voelen christen-joden zich niet altijd thuis in de christelijke gemeente? Jarenlang werd ik op zaterdagavond laat opgebeld door een christen-jood uit Amsterdam. Hij kerkte in de voormalige Nieuwe Zijdskapel, maar voelde er zich nooit thuis. Hij voegde zich weer bij de synagoge.
Waarom eigenlijk? Enker vond dat het christelijke geloof zich te weinig in daden overeenkomstig de Thora omzette. En de kerk kent te veel „geboomte in de hof” waarachter zij haar „dienstweigering jegens Israël” tracht te verbergen. Waarvan akte!