Liegen en leugens
Mag je liegen? Natuurlijk niet, zal iedereen zeggen. Ook de noodleugen mag niet, stelt kerkvader Augustinus.
In een tweetal nu vertaalde werkjes behandelt de kerkvader de vraag of de christen leugens mag gebruiken. Zijn antwoord is radicaal nee: „De waarheid van de leer, van de godsdienst en de vroomheid is maar door één ding te schenden: door de leugen.” Volgens inleider Paul van Geest markeert Augustinus’ opvatting een keerpunt in het christelijk denken. Zelfs om het behoud van het ware geloof is een leugen niet geoorloofd. De historische achtergrond van Augustinus’ opvatting is dat katholieken zich hebben voorgedaan als ketters om zo de priscillianisten, aanhangers van een gnostische sekte, te achterhalen. Wolven in schaapskleren die de kerk teisteren, mogen niet door bedrog en leugen worden opgespoord, vindt Augustinus.Hij stelt dat het belangrijkste motief tegen de leugen de waarheid is. De ziel is hoger dan het lichaam, de waarheid (God) is hoger dan de ziel. Daarom past de leugen niet in het eeuwigheidsperspectief dat Augustinus hanteert. „Word tegenover leugenaars geen leraar van leugen maar voorvechter van de waarheid!”
Volgens Van Geest staat hier de heelheid, de integriteit van de kerkelijke gemeenschap, het lichaam van Christus, op het spel. Augustinus’ ideaal is dat mensen ontvankelijk worden voor de waarheid, God. Een leugentje om bestwil brengt mensen in de verleiding om ook dergelijke praktijken te ondernemen, waardoor ze ook zelf niet meer in overeenstemming met de waarheid leven.
Liegen en leugens, Aurelius Augustinus; vert. Vincent Hunink, met inl. van Paul van Geest;uitg. Damon, Budel, 2010; ISBN 978 90 5573 981 3; 173 blz.; € 18,90.