Vijf minuten bidden voor zware Joop
Er waren eens twee broeders uit de kerkenraad. Ze zouden een gevallen broeder uit de gemeente bezoeken. De man zat vast. Hij had zich misgaan en vertoefde nu in de bajes. Pastoraal bewogen reden de broeders 200 kilometer en klopten vervolgens aan bij de gevangenisdeuren: „Wij zijn van de kerk.” Ze kwamen echter niet binnen. De poort bleef dicht.
„Omgaan met gevangenen vraagt zijn eigen deskundigheid”, zegt mr. Hans Barendrecht, directeur van Gevangenenzorg Nederland. In de vrije samenleving mag alles, tenzij iets nadrukkelijk verboden is. In de gevangenis mag niets, tenzij het nadrukkelijk toegestaan is.”
Gevangenenzorg Nederland bestaat tien jaar. Wat is er in die tijd allemaal gedaan? „Het is ons doel om kerken te motiveren oog te hebben voor gevangenen. Ook in onze eigen kring zijn er mensen die in de zonde zijn gevallen, die in de zonde zijn blijven liggen, en als gevolg daarvan vastzitten. We worden wel gebeld door kerkenraden die zo iemand in hun gemeente hebben. „We willen die man bezoeken”, zeggen ze dan. „Waar moeten we op letten?” Of: „Hij komt een paar dagen met verlof. Wat moeten we doen?”
Gevangenenzorg Nederland heeft een kleine personeelsbezetting van vijf mensen, met daarnaast zo’n 200 vrijwilligers in het hele land die gevangenissen bezoeken. „Vrijwilligers gaan nooit zonder begeleiding een gevangenis binnen”, zegt Barendrecht, zelfs strafrechtjurist. „We zijn bezig om voor hen een training op te zetten, om hen nog beter toe te rusten.”
De organisatie is sinds 1999 door het ministerie van Justitie erkend als instantie voor hulpverlening aan gevangenen en hun familieleden. Gevangenenzorg Nederland participeert in het wereldwijde netwerk van Prison Fellowship International (vertegenwoordigd in 98 landen). Graag wil Barendrecht onderstreept zien dat zijn instelling onafhankelijk is. „We ontvangen bijvoorbeeld geen geld. Wij zijn volledig zelfstandig in beleid, uitvoering en vormgeving van onze identiteit. Tegelijkertijd is het enorm bemoedigend om van tijd tot tijd met christenen uit de gehele wereld ervaringen uit te wisselen over de zorg aan gevangenen.”
Wat is het verschil tussen Gevangenenzorg en de reclassering? „Wij werken vanuit de christelijke inspiratie. Als we dat loslaten, kunnen we inderdaad beter opgaan in de reclassering. Maar Gevangenenzorg heeft een groot stuk meerwaarde. Onze basis ligt in de kerk, onze beweegredenen putten we uit het Woord, onze christelijke overtuiging is onze leidraad. Wij werken vanuit de kerken in het slechtste stukje van de wereld.”
Had er wellicht iets van de identiteit genoemd kunnen worden in de naam van organisatie? ”Gevangenenzorg Nederland” is op z’n minst wel erg seculier. „Dat had inderdaad gekund. We hebben er ook wel eens over gedacht. Alleen, wij hechten aan soberheid. Onze identiteit ligt ín ons werk, die ligt er niet bovenop.”
De bijbelse boodschap is er voor mensen in en voor mensen buiten de gevangenis, zegt Barendrecht. „Wij stellen aan de kerken de vraag: Wat doen we voor gemeenteleden voor wie we bang zijn, op wie we eerlijk gezegd ook boos zijn. Hebreeën 13:3 zegt: Gedenkt de gevangenen, alsof gij mede gevangen waart.”
Hoeveel bezoeken de vrijwilligers in de achterliggende tien jaar achter de tralies hebben afgelegd, weet Barendrecht niet. Het zouden er maar zo 10.000 kunnen zijn. Wat is het doel van een bezoek? „Delen in andermans ellende. Het aanreiken van een beker koud water. Voor de rechter is het van belang of iemand schuldig is, of niet. Voor ons maakt dat niet uit. Ik leg zelf iedere week minimaal een bezoek af. Dan zeg ik wel eens tegen een gevangene: Ik zit hier niet om te beoordelen of je wel of niet schuldig bent. In beide gevallen heb je een probleem: Je zit vast.”
Vroeger maakte zo’n man deel uit van de kerk, was hij lid van de gemeente. „Nu is hij onderdeel van het Sodom en Gomorra van de samenleving. Dat is een zwaar kruis. We willen helpen dat kruis te dragen. Als je dat uitstraalt, vallen de maskers af.”
De brief van Jakobus is voor Barendrecht de drijfveer: Zijt daders des Woords. „Daders zijn om daders te helpen. We willen getuigen zijn van het Woord van Christus. Heel sober, heel eenvoudig.”
Het is voor Barendrecht een zorg dat er binnen de gevangenismuren weinig met de bewoners gedaan wordt. „Een gevangenis zit vol met brekebenen, met mensen die het zelf niet redden. Laten we meer investeren in die mensen, zodat ze er beter uitkomen dan ze erin gingen. Daarbij heeft het Evangelie genoeg te bieden. Zulke mensen zijn gekneusd, verminkt, beschadigd, meestal door eigen schuld. Dat is nooit goed te praten. Maar geef die ander zijn eigenwaarde terug, geef hem weer perspectief. Dat is een opdracht, omdat de Ander ons daartoe oproept. „Ik was in de gevangenis”, zegt Hij bestraffend, „en gij hebt Mij niet bezocht.”
Gevangenen ruíken het dat je hun welzijn op het oog hebt, denkt Barendrecht. „Gevangenen zien uit naar een bezoek. Naar een goed gesprek. Om stoom af te blazen. Of naar een gesprek over alles wat er is misgegaan. Er zijn gevangenen die ernaar haken om eens te kunnen praten over schuld, over vergeving, over God. Er wordt veel afgejankt in een cel. Het zijn echt niet allemaal gewetenloze schurken die met voorbedachten rade anderen om het leven hebben gebracht.”
Is dat plaatje wellicht al te mooi? „Een gevangene heeft niets, helemaal niets meer te verliezen. Hij kan niet dieper vallen dan hij al gedaan heeft. Wat heeft zo iemand nodig? Geloof, hoop, liefde. Wij, van Gevangenenzorg, zijn niet de brengers van al die hoge zaken, dat kunnen wij niet. Maar we willen wel de getuigen ervan zijn. Wij kunnen geen misdadigers bekeren, maar wel wijzen op Hem Die dat wel kan.”
Iedere werkdag gaat de ploeg van Barendrecht in ”hoger beroep”. Dan wordt er op kantoor in Zoetermeer vijf minuten gebeden, voor Herman, die vandaag zijn vonnis zal horen, voor zware Joop, die ontslagen is, voor Kees, die het zo moeilijk heeft.
„Dan denk ik wel eens”, zegt Barendrecht, „waaraan dank ik zelf eigenlijk de vrijheid?”