Winkelen en zondagsrust
Shoppen is ook zondagsrust. Met die slogan startte de VVD gisteren haar landelijke campagne voor de komende gemeenteraadsverkiezingen.
Winkels in niet-toeristische gebieden die op zondag gesloten moeten blijven, leggen al snel het loodje als het aantal koopzondagen verder wordt beperkt, zo stelde VVD-leider Rutte in een toespraak in Almere. De VVD is tegen het voornemen van het kabinet om de regels voor de zondagsopenstelling strikter toe te passen. Nu kan onder vrijwel elk voorwendsel de uitzondering worden gemaakt dat winkels buiten toeristische gebieden meer dan de toegestane twaalf zondagen open zijn. Daar wil dit kabinet een eind aan maken.De VVD vindt dat het kabinet zwicht voor de druk van de ChristenUnie, die zich sterk maakt voor zondagsrust. Dat is wel heel merkwaardig. Wanneer is het streven om democratisch afgesproken regels te handhaven gereduceerd tot buigen voor het standpunt van een coalitiepartner? Wat het kabinet wil is niet meer dan zijn grondwettelijke verplichting; gewoon de wet uitvoeren. Daarvoor is de regering aangesteld.
Wel opvallend dat juist Rutte dat zegt. Nog maar enkele jaren geleden vertelde hij in deze krant te staan in de calvinistische traditie en een hervormd hart te hebben. Hij weet dus dat zondagsrust iets anders inhoudt dan te gaan winkelen.
De VVD verwijt de CU wat ze zelf doet: zwichten voor pressie van ondernemers die –anders dan de wet bepaalt– alle zondagen van het jaar open willen zijn. Dat is voor winkels buiten de toeristische gebieden wettelijk niet toegestaan.
De druk om dit te bereiken is groot. Dat bleek zaterdag nog tijdens het bezoek van een CDA-delegatie aan het Rotterdamse winkelcentrum Alexandrium. Voorstanders van zondagsopenstelling namen die gelegenheid te baat om luid en duidelijk hun verlangen naar volledige zondagsopenstelling kenbaar te maken. Het geluid van tegenstanders werd door de voorstanders het zwijgen opgelegd. Hun bescheiden aanplakbiljetten werden zaterdag zonder enige schaamte van de reclameborden gescheurd. Over tolerantie en verdraagzaamheid gesproken.
Jarenlang profileerde de VVD zich als een partij die weliswaar geen christelijke grondslag kende, maar wel degelijk rekening hield met de christelijke waarden. De partij had geen antichristelijk profiel. Ook al hadden veel liberalen geen kerkelijke binding, zij lieten wel ruimte voor de christelijke levensovertuiging en wilden daar in regelgeving ook rekening mee houden. Daarin onderscheidde de VVD zich bijvoorbeeld van D66, die zich niet liberaal maar libertijns opstelde. Concreet betekende dit dat D66 alle oude waarden en normen ter discussie stelde. D66-politici richtten hun pijlen ook heel duidelijk op de afbraak van het christelijk karakter van onze maatschappij.
Dat lijkt nu te veranderen. Ook de VVD sluit zich aan bij de moderne libertijnen. Zo wil ze af van de subsidiëring van het bijzonder onderwijs en strijdt ze voor verruiming voor de zondagsopenstelling. Daarmee verliest de partij het imago van redelijke liberalen waarmee te praten valt.