Zoon sjah: Westen moet Iraanse oppositie helpen
De internationale gemeenschap moet meer steun verlenen aan de Iraanse oppositie en niet meer gefixeerd zijn op het nucleaire programma van het land.
Dat vindt Reza Pahlavi, de zoon van de sjah van Iran, die 31 jaar geleden uit het zadel werd gewipt. Het persbureau AP had een interview met Pahlavi.Landen als de Verenigde Staten zouden zich volgens Pahlavi niet eens druk moeten maken over een nieuwe ronde sancties tegen Iran, als deze maatregelen slechts de status-quo handhaven. In plaats daarvan, zo suggereerde hij, zouden de landen de oppositie moeten aanmoedigen, zoals dat is gebeurd in Zuid-Afrika, waar het apartheidssysteem ten einde kwam, en de Sovjet-Unie, die uiteindelijk uiteenviel.
De aanmoediging zou moeten bestaan uit een dialoog met de Iraanse oppositie, die sinds de betwiste presidentsverkiezingen van juni, ondanks de zware repressie, regelmatig demonstraties heeft weten te organiseren. Helaas hebben regeringsleiders in het Westen volgens Pahlavi tot dusverre „aarzeling” laten zien en soms zelfs „passiviteit.”
De oppositie heeft volgens de zoon van de sjah ook technologische hulp van buitenaf nodig om het afluisteren en afsluiten van internet door de overheid tegen te gaan en ‘verbonden’ te blijven met de buitenwereld. „De wereld kijkt vandaag de dag tegen een regime aan dat totalitair is, racistisch en fascistisch en wat wordt eraan gedaan? Tot de dag van vandaag heeft niemand officieel ”basta” gezegd.”
Pahlavi hekelde wat hij noemde de „lauwe hulp” die de Amerikaanse president Barack Obama het Iraanse volk en de verbannen oppositie heeft geboden. Hij bracht in herinnering dat veertig Nobelprijswinnaars via een advertentie in The New York Times een beroep op Obama en andere wereldleiders hebben gedaan om het Iraanse volk „te laten weten dat we aan hun kant staan.” Deze oproep werd volgens Pahlavi genegeerd.
Volgens Pahlavi is het raadzaam om een stille dialoog met de Iraanse oppositie aan te gaan en diplomatieke hulp te bieden, zodat het Iraanse regime geïsoleerd raakt.
De zoon van de sjah is van mening dat de kans om het land te veranderen zomaar kan voorbijgaan, omdat de wereld treuzelt door te spreken over sancties in plaats van over kwesties als mensenrechtenschendingen. „Sancties van buitenaf tegen het regime zijn niet voldoende. Je moet een element van druk van binnenuit in de berekening meenemen. De enige manier om dat te doen is de macht van het volk in het land zelf te versterken.”
Pahlavi wil graag dat Iran een vredige overgang naar een parlementaire democratie maakt door burgerlijke ongehoorzaamheid. De parlementaire democratie zou bovendien een duidelijk scheiding tussen religie en regering moeten kennen.
Hij wil daarnaast dat het Iraanse volk middels een referendum kan kiezen welke regeringsvorm het wil hebben. Pahlavi verwacht dat veranderingen binnen enkele maanden kunnen optreden als de maatschappij mondig wordt gemaakt en de dialoog niet wordt beperkt tot de Iraanse regering. „Niets weerhoudt de wereld ervan om een dialoog met de oppositie te hebben, maar die is vreemd genoeg afwezig.”
Hoeveel aanhangers Pahlavi en de oppositiegroeperingen van Iraanse ballingen in Iran zelf hebben is onduidelijk. Drie decennia na de Islamitische Revolutie heeft de huidige Iraanse jeugd, veruit de meerderheid van de bevolking, het land nooit als een monarchie gekend.