Borden communiceren niet
Het is goed als christenen het gesprek aangaan met andersdenkenden over de diepste levensvragen, vindt ir. J. van der Graaf. Dat scherpt de geest en brengt ons bij onze existentiële motieven.
De Amerikaanse journalist Vance Packard schreef ooit het boek ”De verborgen verleiders” over verleiding door reclametechnieken. Nu kan ik me niet voorstellen dat iemand zijn stemgedrag laat bepalen door borden langs de weg, waarop politieke partijen zich louter met een foto, partijnummer en een nietszeggende slogan presenteren. Hetzelfde geldt voor de reclameborden van allerlei slag of snit. Kennelijk verborgen verleiding.Vandaag word godsdienst en in reactie daarop atheïsme via borden met sprekende, zelfs soms schreeuwende slogans of via polemische folders met een enkel statement aan de man gebracht. Of dat werkt? Alleen maar als er verborgen verleiding is.
Maar borden communiceren niet. In de vooroorlogse jaren liep men in Amsterdam met borden door de straten waarop atheïstische leuzen werden aangebracht, tot in smalende bewoordingen toe. De vermaarde dominee Jan Buskes ging niet met spandoeken of reclameborden tot de tegenaanval over, maar nodigde de atheïsten uit voor een publiek debat. Zelf genoot hij overigens het voorrecht, vooral vanwege zijn (christen)socialistische instelling, ook uitgenodigd te worden door atheïsten bij publieke manifestaties. Waar vinden we dit nog?
Ontmoeting
Ik moest daaraan denken toen ik in deze kolommen (RD van 29 januari) het gesprek las van mr. drs. J. P. de Man, „orthodox hervormd”, en mr. dr. H. van der Werf, „vrijzinnig”, over het boek dat ze samen uitbrachten onder de titel ”De plaats van God: menselijk idee of Goddelijke openbaring?”. Hier is sprake van een ontmoeting tussen twee mensen over de diepste levensvragen. Zo moet het, vindt de remonstrantse oud-lector aan de Universiteit Leiden E. P. Meijering, blijkens het voorwoord. Ik zeg het hem na. Het gaat om ontmoeting, existentiële ontmoeting, spontaan of gezocht, op de werkvloer of op uitnodiging.
Binnen de gereformeerde gezindte worden van tijd tot tijd debatten met andersdenkenden georganiseerd, ook met vrijzinnigen of atheïsten. De initiatieven ertoe moeten grosso modo ook van die kant komen. De libertijnen van allerlei slag of snit, in de media of bij seculiere organisaties, tonen weinig of geen initiatief om echt in gesprek te gaan met belijdende christenen. Dat hoeft christenen niet te beletten het gesprek te zoeken. Daartoe hebben overigens niet allen dezelfde mogelijkheid.
Diepste lagen
In zulke gesprekken fungeren christenen niet als borden die met slogans komen. Het uitgangspunt zal ook niet bij voorbaat kunnen zijn anderen te overtuigen. Zulke ontmoetingen functioneren als slijpsteen voor de geest, vaak meer dan het geval is bij ontmoetingen met gelijkgezinden. Wie rekenschap moet afleggen, ontdekt waar bij hem of haar zelf leemten liggen, maar ook waar de diepste lagen van onze existentie worden aangeboord en aangesproken.
Zo zijn in de eerste eeuwen van het christendom de christenen de ontmoetingen aangegaan met heidenen in hun directe omgeving. Men nodigde hen aan tafel, niet aan bed. Men bouwde huizen naast de afgodstempels en zocht het gesprek. En het christelijk geloof raakte meer en meer verbreid.
Prof. Wisse
De christelijke gereformeerde hoogleraar G. Wisse woonde in zijn Leidse tijd vlak bij de (op z’n minst) zeer vrijzinnige hoogleraar filosofie prof. dr. G. J. P. J. Bolland. Hij vroeg Bolland hem verder te helpen in de kennis van de filosofie. Bolland vreesde dat hij Wisse het geloof zou ontnemen. „Dan loopt je kerk leeg.” Maar Wisse wist zich stevig in de schoenen te staan. Bolland kwam van tijd tot tijd bij hem in de kerk en zelfs een keer op een zondagavondgezelschap. Wisse was ook bij het sterfbed van de hoogleraar, maar vreesde dat de ontmoetingen geen „vrucht voor de eeuwigheid” hadden afgeworpen.
In het gesprek tussen de twee genoemde juristen vallen de woorden „respect met een open einde.” Dat houdt naar mijn oordeel in dat men in de ontmoeting met atheïsten moet invoelen dát en waaróm mensen niet in God kunnen geloven. Onze woorden kunnen niet overtuigen. Ook het feit dat we in openbaring geloven niet. Hoogstens mag men hopen dat de ander een glimp van de genade mag opvangen bij de gesprekspartner, die er zelf verwonderd over is door de Eeuwige gevonden te zijn en vastgehouden te worden.
Borden communiceren niet, ook zoutpilaren van de waarheid niet. Alleen wie zelf is aangeraakt, kan –God geve!– de ander raken.
De auteur is oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond.