„Ik heb drie jaar lang gehuild”
Tussen neus en lippen door zegt hij dat hij zelf een keer failliet ging. „Het halfjaar daarna zag ik alles wazig.” Behalve met gevoelens van rouw om een verdwenen bedrijf kampt een failliete ondernemer met zelfverwijt, en stuit hij op onbegrip vanuit de omgeving, zegt Sjoerd Nolf.
Nolf is directeur van Stigma, een stichting die ondernemers adviseert, begeleidt en praktische hulp biedt bij een dreigend faillissement. De naam staat voor Stichting Insolvent, Gefailleerd & Maatschappij, en tegelijk voor de betekenis van ”stigma”: een merkteken, brandmerk, ongunstig stempel.Het is lang niet altijd terecht dat de omgeving een etiketje plakt op mensen die failliet gaan, „alsof zij mislukkelingen of zelfs oplichters zijn”, meent Nolf. „Tenminste, niet bij de ondernemers die ik over de vloer krijg. Ik spreek veel eigenaars van kleine bedrijfjes, eenmanszaken. Ik zie harde werkers die zes, zeven dagen in touw zijn, maar het niet bolwerken. Het gaat vaak om iemand die iets kán. Alleen is een goede timmerman niet per se een goede boekhouder.”
Zo kunnen mensen lange dagen maken op de bouwplaats, maar niet bij zijn met de belastingaangifte. Ze vergeten kosten mee te tellen, of letten niet genoeg op hun debiteuren. „En zeker nu is dat toch echt nodig: achter je debiteuren aanzitten.”
Door de economische crisis gaan (ook) bedrijven met een lange staat van dienst failliet. „Transportbedrijven die al twintig, dertig jaar bestaan – ze vallen bij bosjes om. Dat zijn geen slechte ondernemers, anders hadden ze het nooit zo lang volgehouden. Maar het gaat mis omdat ze nu de tarieven niet kunnen vragen die nodig zijn om te blijven bestaan. Ze zeggen dat het beter gaat met de economie, maar ik zie dat nog niet. Al is dit ook zo: we hebben een hoog aantal bedrijven in Nederland, en de meeste gaan níét failliet.”
Een faillissement kan, zeker voor kleinere ondernemers, voelen als „een heel groot verlies”, zegt Nolf.
Op een forum op internet schrijft iemand die failliet ging: „Ik heb drie jaar lang gehuild. (…) Het liefst was ik naar een zolderkamertje verhuisd om niemand te zien.”
In Duitsland is er een praatgroep voor faillietverklaarden actief, de Anonyme Insolvenzler. Deelnemers zoeken steun bij elkaar en helpen elkaar met praktische zaken, zoals gesprekken met de bank.
Het verbaast Nolf dat die functioneert, omdat hij schat dat het taboe rond het onderwerp in Duitsland niet kleiner is dan in Nederland. „We hebben hier meermalen geprobeerd zoiets op te zetten, maar het kwam nooit goed van de grond.” Een voorbeeld is Hart zonder Zaak, een initiatief uit 2004 dat alleen nog op papier bestaat. „Mensen willen wel praten, maar één op één.”
In de Verenigde Staten ligt dat anders. „Daar heerst veel meer het idee: failliet gaan is een nuttige ervaring; je leert er weer van.”
Als de ‘gesneuvelde’ ondernemer opnieuw een zaak wil starten, stuit hij in Nederland op flinke obstakels, zegt Nolf. „Zodra de bank een kredietcheck doet, slaan alle stoppen door bij BKR (Bureau Krediet Registratie). Mensen zijn nogal eens afhankelijk van het geld dat tante Agaath –familie– hun wil en kan lenen. In de VS zie je een veel actievere houding bij banken, ook in het meedenken met ondernemers. In Nederland heerst toch meer een ivoren-torenidee. Banken zouden meer bereid kunnen zijn hun nek uit te steken. Als we de economie op gang willen brengen, moeten we wel ondernemers hebben. En: een ondernemer gaat zelden een tweede keer failliet.”