Directeur: School slokt mij elke dag op
Hij is al 35 jaar directeur in het basisonderwijs. De baan slokt hem dagelijks op. Toch doet Bert van Zelm zijn werk nog steeds met plezier. „Ik ben 61; denk dus best wel eens aan m’n pensioen, maar zie ertegen op om te stoppen.”
Van Zelm reageert op het onderzoek van drs. I. de Muijnck naar het directeurentekort in het reformatorisch basisonderwijs. Hij is sinds 2000 directeur van de Prins Mauritsschool in Delft. Daarvoor gaf hij leiding aan basisscholen in Rotterdam en ’s-Gravenzande. Wat hem het meest boeit in z’n werk?„De vele contacten. Die ga ik absoluut missen als ik straks moet stoppen. Deze school telt 350 leerlingen. Ik ken ze allemaal; leef met ze mee. En met hun ouders. Het is een reformatorische school, maar met een open toelatingsbeleid. De leerlingenpopulatie is divers. We maken hier heftige sociaalemotionele problemen mee. Dat maakt het werk zwaar, maar ook boeiend.”
Van Zelm zag de directeursfunctie in die 35 jaar sterk veranderen. „Ik ben begonnen als schoolhoofd met een eigen groep, zonder ambulante tijd. Nu ben ik manager, maar ik sta nog steeds relatief veel voor de klas: gemiddeld één dag per week, bij ziekte van collega’s en dergelijke. Ik doe alle groepen, behalve de kleuters. Tja, ik heb de oude opleiding gedaan, die van vóór de integratie van kleuter- en lagere school.”
De Delftenaar is blij dat hij kán lesgeven. „De schooldirecteur moet in mijn visie een onderwijsbevoegdheid hebben. Dat hoeft tegenwoordig niet meer, maar dat vind ik helemaal verkeerd. Hoe kun je onderwijskundig beleid ontwikkelen als je geen verstand van onderwijs hebt?”
Papierwinkel
De werkbelasting is groot, erkent Van Zelm. „Vooral door het feit dat je met veel tegelijk bezig bent. Toevallig heb ik hier een lijstje liggen van wat je als directie allemaal moet regelen: de meerjarenbegroting, buitenschoolse opvang, het strategisch beleidsplan, een financiële risicoanalyse, arbobeleid, het dyslexieprotocol, functiedifferentiatie; ik doe maar een greep. Het is één grote papierwinkel en je moet alles kunnen verantwoorden.”
Overdag komt Van Zelm alleen aan kleine klusjes toe. „Dingen die hooguit tien minuten kosten. Mijn deur staat altijd open. Ik wil er voor iedereen zijn; wil graag alles weten. Grote dingen, zoals beleid ontwikkelen, moeten na schooltijd. Het is een drukke baan. Ik word erdoor opgeslokt, ben van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat bezig.”
Veel plezier heeft Van Zelm van zijn fulltime conciërge. „Een moeder, voormalig ouder van school, die haar werk op hoog niveau doet. Ze pleegt telefoontjes, voert gesprekken en heeft contacten met allerlei instanties. Als zij er een dag niet is, kom ik niet aan m’n eigen werk toe.”
Uit het onderzoek van De Muijnck blijkt dat directeuren minder genoegen beleven aan het contact met de medezeggenschapsraad. „Ik moest er ook aan wennen”, zegt Van Zelm eerlijk. „Ik kom zelf één keer per jaar op de vergadering, als het formatieplan wordt besproken. Mijn adjunct, Piet Roggeveen, zit er als vaste vertegenwoordiger van de directie bij.”
Van Zelms waardering voor de mr is in de loop der jaren gestegen. „Het zijn mensen die vanuit hun deskundigheid, vaak gerelateerd aan hun beroep, veel betekenen voor de school. Je moet je als directeur wel positief opstellen en de mr niet angstig tegemoet treden. Daarnaast hebben we een oudercommissie die buitengewoon veel betekent als het gaat om allerlei praktische zaken op school. Je kunt het als directie gewoon niet allemaal alleen.”
Capabel
In vrouwelijke directeuren ziet Van Zelm geen principieel bezwaar, maar hij plaatst wel een praktische kanttekening. „Vrouwen willen graag parttime werken vanwege de zorg voor hun gezin. Dat is in deze functie onmogelijk. Maar als een vrouw capabel én volledig beschikbaar is, waarom niet? Toen ik vertrok als directeur van de Alexander Comrieschool in Rotterdam, een gereformeerdegemeenteschool, wilde het bestuur een vrouw benoemen, maar zij wilde niet.”