„Overheid moet kerk ruimte geven”
Ds. P. J. Visser is geen dominee in de politiek, maar woensdag leidde hij wel in Amsterdam een verkiezingsdebat in. „Het gebed dat de overheid ons als kerk ruimte geeft zou wel weer eens heel actueel kunnen worden.”
Het is nog maar twee weken geleden dat de hervormde predikant intrede deed in de Noorderkerk in Amsterdam. Toch is ds. Visser niet helemaal onbekend met Amsterdam. „Begin jaren tachtig woonde ik vier jaar in deze stad. En natuurlijk blijf je er het nodige over horen. Belangrijk is dat Amsterdam van oudsher een vrijplaats is voor allerlei overtuigingen en godsdiensten.”„Uitgerekend deze Amsterdamse tolerantie zou vandaag, met name voor seculiere, liberale politieke partijen, als voorbeeld kunnen dienen voor een goede omgang met religieuze minderheden. Tegelijk zie je dat ook in Amsterdam juist die vrijheid wordt bedreigd. Kijk maar naar de actie van de gemeenteraad om de subsidiekraan voor levensbeschouwelijke organisaties zoals het Scharlaken Koord dicht te draaien. Zo hoort dat niet in Amsterdam. Juist daar zou je meer tolerantie verwachten.”
U was predikant in Den Haag. Wat is het verschil tussen de twee steden?
„Amsterdam is rood, Den Haag is liberaal. Amsterdam is onbeschaamd heidens, Den Haag is op een burgerlijke manier heilig. Maar linksom of rechtsom, het is even godloos.”
De Noorderkerk staat in de Jordaan in Amsterdam. Wat voor rol ziet u voor de kerk in de wijk?
„De Noorderkerk is er voor de inwoners van de Jordaan. Als predikant woon ik ook in de wijk. Dat is bewust het beleid van de kerkenraad. Hier in de wijk heb je te maken met een zendingssituatie. In zo’n situatie zoek je naar wegen en openingen om de kerk een plek in de wijk te geven. Het is mijn verlangen dat het een geestelijke wijkplaats wordt, een plek van verademing en ontmoeting met God, voor mensen van nu. Mensen zijn los van God, maar daarmee gelijk geworden tot schapen zonder herder. Juist over zulke mensen was Jezus innerlijk met ontferming bewogen. Die gezindheid zal ook de onze zijn. De Noorder moet een herkenbare plek worden waar mensen terechtkunnen als ze op de een of andere manier verlangen naar méér. Daarom staan de kerkdeuren altijd open als hier markt is en worden mensen geregeld uitgenodigd. Het verkiezingsdebat dat nu is georganiseerd, is ook zo’n manier om met de mensen uit de Jordaan in contact te komen.
Bovendien is het goed dat er in de kerk op deze wijze aandacht voor politiek is. Door ruimte te geven aan de verschillende partijen voor een eerlijk debat over wat goed en heilzaam is voor alle mensen zijn wij als christenen dienstbaar aan de samenleving.”
Is het juist dat D66 aanvankelijk niet voor het debat was uitgenodigd?
„Ja, maar zij hebben zelf aangegeven graag van de partij te zijn. Ondanks alle scepsis over de rol van de kerk wilde men dit blijkbaar niet missen. En ik zeg: Goed dat ook juist deze partij meedoet in het debat.”
Wat is uw boodschap aan de politici?
„In het algemeen zou ik willen zeggen: „Ga op een respectvolle wijze met elkaar om. Beoordeel elkaar op argumenten en niet om achtergronden.”
Tegen ongelovige politici: „Laat u niet leiden door allergie en aversie tegenover christenen, maar neem eens vaker de moeite om dat wat zij vanuit Thora en Evangelie aanreiken, te beoordelen op hun eigen merites. Het knijpt het leven niet af, maar het bloeit erdoor op.”
En tegen gelovige politici: „Houd de gerechtigheid van God hoog. Maar geef er zo handen en voeten aan dat anderen kunnen inzien dat dit goed is voor alle mensen. Zonder dat je steeds verwijst naar de Bijbel.”
Hoe bedoelt u dat?
„Het woord Bijbel moet niet te vaak vallen. Daarmee ondermijn je de boodschap. Want een beroep op de Bijbel roept in onze postchristelijke samenleving gelijk weerstand op. Pas als ze vragen waar je die goede ideeën vandaag hebt, mag je verwijzen naar de Bron. En dan kan het verrassen.”
Hoe ziet u de scheiding tussen kerk en staat?
„Bijbels gezien lijkt me een scheiding tussen kerk en staat terecht. Het aparte is echter dat dezelfde overheid die deze scheiding bijna krampachtig bepleit, zelf steeds meer geneigd is over deze grens heen te gaan. Dat gebeurt doordat de overheid steeds minder ruimte geeft aan religieuze instellingen –en dus ook aan de christelijke kerk– om te leven vanuit hun overtuigingen. In deze discussies worden twee dingen door elkaar gehaald: de terechte scheiding van kerk en staat en de onterechte scheiding van religie en samenleving. Het enkele feit dat de Bijbel voor mensen de inspiratiebron is, wordt dan de reden om geen subsidie te verlenen. Deze drogreden moeten we blijven ontmaskeren. Intussen zou het gebed uit 1 Timotheüs 2, dat de overheid ons op zijn minst ruimte geeft om een christelijk leven te leiden, wel weer eens heel actueel kunnen worden.”