Milieudefensie en de vier Nigerianen sleepten Shell voor de rechter wegens een grootscheepse olievervuiling in het Afrikaanse land. De zaak draait onder meer om de olielekkage in het dorp Oruma in juni 2005, waardoor visvijvers en landbouwgrond onbruikbaar werden. Volgens Shell werd de lekkage veroorzaakt door sabotage. Een rapportage van een Joint Investigating Team, waarin overheid, de lokale gemeenschap en de Nigeriaanse dochter van Shell deel van uitmaakten, onderstreept deze conclusie, zegt een woordvoerder van Shell.Shell vocht eerder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan, maar de rechtbank in Den Haag veegde dat verweer van tafel en bepaalde wel degelijk bevoegd te zijn om over de zaak te oordelen. Daarna wierp Shell volgens de milieuorganisatie hindernissen op „die exemplarisch zijn voor multinationals om hun verantwoordelijkheid te ontlopen”.

„Shell wil bijvoorbeeld geen inzage geven in rapporten die over de vervuiling zijn opgesteld. Daarom moeten we nu zelf getuigen gaan horen om de informatie boven tafel te krijgen”, zei Geert Ritsema van Milieudefensie. Volgens Shell is de JIT–rapportage echter al geruime tijd geleden met Milieudefensie uitgewisseld.

Milieudefensie stelt verder dat Shell de verantwoordelijkheid voor de vervuiling probeert af te schuiven op de Nigeriaanse dochtermaatschappij Shell Petroleum Development Company (SPDC). Maar volgens Shell is er geen sprake van het ontlopen van verantwoordelijkheid. „Wij betwisten namelijk aansprakelijk te zijn, nu sabotage is aangetoond”, aldus de woordvoerder.

Toch wil Milieudefensie in deze procedure bewijzen dat het hoofdkantoor van Shell aansturing geeft aan de dochtermaatschappij in Nigeria en daarom mede verantwoordelijkheid draagt voor de vervuiling. „Dat kost meer tijd dan gedacht”, aldus Ritsema.

De milieuorganisatie en de Nigeriaanse eisers hebben Shell ook in twee andere zaken aansprakelijk gesteld voor vergelijkbare incidenten in de dorpen Goi en Ikot Ada Udo in de Nigerdelta.