Nicolaas Beets (1814-1903)
Nicolaas Beets overleed op 13 maart 1903, vandaag precies een eeuw geleden. Daarop volgde nog net geen periode van nationale rouw, maar zeker is dat de alom gewaardeerde predikant-dichter in het hele land werd betreurd. De begrafenis werd door duizenden mensen bezocht, de vlaggen in Utrecht hingen halfstok en de universiteit sloot haar deuren.
Een grote tegenstelling daarmee vormde zijn eigen wens: er hoefde geen naam op zijn grafsteen te worden gezet. Na zijn dood verwachtte hij namelijk een andere naam te krijgen, en daarom was het genoeg als er op zijn graf alleen de woorden ”God is mijn licht” zouden staan. Zo is het ook gebeurd. Alleen koningin Wilhelmina had er iets aan toe te voegen: een gietijzeren palmtak, die op het graf moest worden gelegd.
Het graf van Beets is nog altijd terug te vinden op de begraafplaats Soestbergen in Utrecht, de palmtak is echter verdwenen. Zelf ligt Beets onder de linkerzerk, zijn eerste en tweede vrouw, de zusters Aleida en Jacoba van Foreest, rusten onder de rechterzerk. Daarop staat de wapenspreuk van hun geslacht: ”Salvus mea Christus” (Christus is mijn heil).
Bang voor de dood was Beets niet. Kort voor zijn overlijden ontving hij zijn kapper met de woorden: „Help me nu nog eenmaal, dan kan ik knapjes in mijn planken huisje.” In zijn lange leven stond hij -als predikant- dikwijls aan het graf. Niet alleen van mensen uit zijn gemeente, van vrienden of familie, maar ook van vorstelijke personen. Tien Oranjes heeft hij in Delft begraven zien worden. Zelf sprak hij in 1890 een stichtelijk woord tijdens de rouwdienst bij het overlijden van koning Willem III op Het Loo, waarbij hij zo’n gevoelige toon wist te treffen dat zelfs de aanwezige heren tot tranen toe bewogen werden.
In zijn gedichten dacht Beets geregeld na over de dood. In 1886 schreef hij een ”Grafschrift voor mijzelven”: „Twee dingen heb ik willen zijn: Een Christen, en een Nederlander. Gebrekkig was ik ’t een als ’t ander; Maar toch naar ’t wezen, niet in schijn. Zo ’t slechts gebrekkig is geweest: God en mijn Volk moog ’t mij vergeven! Maak gij het beter, die dit leest; Gij hebt nog tijd van leven.”
Tijdens de Boekenweek besteedt de redactie dagelijks aandacht aan dood en graf van een schrijver.