Recht voor Haïti
’t Is alweer bijna vier weken geleden, die ontzettende aardbeving in Haïti. Haïtianen zullen vanaf nu hun leven indelen in vóór de beving en na de beving. Net zoals onze grootouders vaak spreken over dingen van voor de Tweede Wereldoorlog en erna.
Zo’n ramp roept de vraag op over wat de Heere hiermee te zeggen heeft. Bij de Haïtianen zelf, maar ook bij ons. Er zijn mensen die door de Tweede Wereldoorlog hun geloof in Gods almacht hebben verloren. Zij geloven na Auschwitz in een machteloze god. De invloed van moderne wetenschap en rationaliteit heeft hierbij zeker een rol gespeeld. De bekende historicus H. von der Dunk heeft dat beschreven in zijn aangrijpende boek ”De verdwijnende hemel”.Vanuit Haïti horen we andere klanken. Juist géén verwijten richting de hemel. Maar het dankgebed van een vader die van zijn vier kinderen er nog drie in leven heeft. En het getuigenis van iemand die zei: „God handelt niet vóór ons, maar mét ons.” Weer een ander zei dat hij in de aardbeving de naderende voetstappen van Koning Jezus hoorde. Zelfs seculiere media valt het op dat veel Haïtianen bidden en zingen te midden van de puinhopen. Dat vragen die westerse christenen bij zulke rampen vaak voor op de tong hebben, daar niet gehoord worden.
Er is nog een ander perspectief van waaruit we over deze ramp kunnen nadenken. Wie goed de berichten in de media gevolgd heeft, ziet dat veel Haïtianen met gemengde gevoelens de vloed aan internationale hulp over zich heen zien komen. Je proeft wantrouwen en scepsis. Haïti heeft zo veel negatieve ervaringen met internationale donoren en organisaties.
Haïti was vroeger deel van een Franse slavenkolonie. Toen het zich in 1804 ontworstelde aan de koloniale overheerser, betekende dat voor Frankrijk inkomstenverlies. Kolonies waren immers wingewesten. Frankrijk eiste 90 miljoen goudfranken compensatie –zo’n 15 miljard euro. Haïti deed er bijna een eeuw over om ze terug te betalen. Maar toen Frankrijk daarna –voortschrijdend inzicht!– erkende dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid was, kreeg Haïti het geld nooit terug…
En wat te denken van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Amerikanen? Onder druk van hen moest Haïti de economie liberaliseren. Maar het kon de concurrentie met sterke economieën niet aan. Amerika verstrekte in de jaren negentig zwaar gesubsidieerde rijst aan Haïti en hielp daarmee de binnenlandse rijstsector omver. Ook vanuit Europa kwamen gesubsidieerde producten op de Haïtiaanse markt, die inlandse producten wegconcurreerden.
Natuurlijk hebben Haïtianen ook hun eigen verantwoordelijkheid voor wanbestuur, corruptie en onderling geweld. Maar de internationale gemeenschap droeg eraan bij dat de Haïtiaanse economie verzwakte en de landbouwsector onderuitging. We hebben Haïti afhankelijker gemaakt. Het land dat vroeger de ”parel van de Cariben” was, moet nu zijn voedsel grotendeels uit het buitenland halen. Maar Haïti mocht niet klagen. Het kreeg toch ontwikkelingshulp en af en toe een stukje kwijtschelding van buitenlandse schuld? We waren toch barmhartig? Ja, maar hebben we Haïti ook recht gedaan?
Zeker, handelsverdragen veroorzaken geen aardbeving. Nu Haïti echter een nieuw begin moet maken en Obama met de Europeanen wedijvert in gulheid, klemt de vraag: krijgt Haïti daarvoor een eerlijke kans?
De bekende passage uit Jakobus 5 komt in gedachten, over de verrotte rijkdom van de rijken, die hun landlieden het loon niet gaven dat hen toekwam. En die uit Lukas 16, over de rijke man die Lazarus bedelaar liet blijven.
Hospitaalschepen of handelsverdragen, wat heeft meer effect op de toekomst van Haïti? Vanuit christelijk oogpunt moeten barmhartigheid en rechtvaardigheid samen opgaan. Wie alleen maar barmhartig is, veroordeelt Haïtianen voor onbepaalde tijd tot de bedelstaf.
De auteur is coördinator beleidsbeïnvloeding Woord en Daad.Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl