„Technicus heeft macht in handen”
Is de mens een optelsom van zijn genen of behelst mens-zijn meer? Staat techniek nog in dienst van de mens of wordt deze beheerst door de techniek? In Delft hield bijzonder hoogleraar Marc J. de Vries de studenten van CSFR, CSR en VGSD donderdag deze vragen voor.
De lezing was georganiseerd naar aanleiding van de Holocaust Memorial Day op 27 januari, een dag die is ingesteld door voormalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan.De Vries, bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, noemde de Holocaust als extreem voorbeeld van de verwording van een mensbeeld. „De idee van een Übermensch en een Untermensch en de verschrikkelijke uitwerking daarvan stellen ons voor de vraag: Hoe zien wij de mens? Iedereen weet dat je zo niet met elkaar om hoort te gaan als mensen, maar hoe kunnen we ons mensbeeld zo vormen dat we een tweede Holocaust voorkomen?”
De Vries zocht naar een antwoord in onder andere de boeken van de Britse auteur C. S. Lewis. Diens boek ”The abolition of Man” (”De afschaffing van de mens”) dat in 1943 verscheen, verschafte hem veel helderheid. ,Lewis schreef dit boek in een tijd waarin de vraag naar het mensbeeld sterk speelde. Hij veroordeelde het materialistische mensbeeld, dat de mens reduceert tot een zak moleculen. Hij noemde de materialistische mens spottend „men without chests”, „mannen zonder borst”.”
Een materialistisch mensbeeld resulteert vaak in determinisme, de pessimistische gedachte dat alles volgens wetmatigheden moet verlopen en dus voorbestemd is. „Natuurwetten zijn hard. Als je niet meer bent dan de optelsom van je genen vallen je eigen wil en verantwoordelijkheid weg. Je neemt een bepaalde beslissing omdat je genen je daar aanleiding toe geven en niet omdat jij dat wilt.” Lewis nam in zijn pennenvruchten afstand van deze gedachte. „Hij koos voor een rijker mensbeeld, waarin mensen zelf verantwoordelijkheid dragen en de keuze hebben tussen goed en kwaad.”
De Vries illustreerde zijn betoog met een aantal voorbeelden uit sciencefictionfilms. In deze films wordt het materialistische mensbeeld vaak tot in het uiterste doorgevoerd. „Deze films stellen ons voor vragen, ze zijn de spiegels van de technologische cultuur. Het bekijken van deze films confronteert ons met de vraag: Waar zijn wij bang voor?”
Uit sommige films blijkt angst voor het verlies van de menselijke vrijheid. „Een voorbeeld daarvan is ”Metropolis”, een oude film waarin de mens gereduceerd wordt tot een klein, vervangbaar radertje in een grote machine.” Een fragment van de film toont een machine waarin een aantal mannen aan het werk is. Plots loopt de druk op de ketel hoog op en verandert de machine in een mensenetend monster. De mannen verdwijnen in de grote mond van het monster. Vervolgens transformeert het monster zich weer tot machine en er komen andere mannen, die evenals hun voorgangers zinloze handelingen verrichten.
Sciencefictionfilms kunnen ook laten zien dat de mens bang wordt om zijn waardigheid te verliezen. „Sommige films roepen het beeld op dat je niet meer waard zou zijn dan je genen en organen. Word je oud en ziek of heb je de ‘verkeerde’ genen, dan kun je er dus net zo goed niet zijn.”
Ook het verlies van de menselijke identiteit en uniciteit ziet De Vries als een gevaar van het materialistische mensbeeld. ,Een voorbeeld hiervan is een film waarin Arnold Schwarzenegger thuiskomt en daar zijn kloon ontmoet. In het begin is hij er nog zeker van dat deze man zijn kloon is, maar later begint hij te twijfelen. Zijn identiteit staat op het spel.”
Het alternatief is de mens als verantwoordelijk wezen, met een eigen wil. ,Een mens heeft de vrijheid om keuzes te maken, zowel de goede als de verkeerde. Lewis schetst ook dit rijke mensbeeld. Hij laat zien dat de mens een ethiek nodig heeft. Ook speelt God een rol in dit beeld: Hij confronteert ons met onze keuzen.”
De Delftse studenten zullen regelmatig te maken krijgen met de vraag hoeveel ruimte zij de mens willen geven in het maken van keuzes, schatte de bijzonder hoogleraar in. „Meer kennis en techniek leiden tot meer keuzemogelijkheden. Neem iemand die comateus is en in leven wordt gehouden door middel van apparatuur. Dit stelt ons voor de keuze de stekker eruit te trekken of niet. Als technicus stel jezelf steeds de vraag: Hoeveel macht wil ik leggen in handen van de mens?”