Troost in noden
Titel:
”Komt herwaarts tot Mij; geschenkboekje voor zieken”, samengesteld door Jilles Bijl
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2003
ISBN 90 6140 831 8
Pagina’s: 64
Prijs: € 7,50; Titel: ”En liefderijk geneest”, samengesteld door dr. H. Florijn
Uitgeverij: Den Hertog Houten, 2003
ISBN 90 331 1605 7
Pagina’s: 75
Prijs: € 7,67.
„Het trof me zeer te horen dat u ziek bent, ernstig ziek.” Het is de eerste regel uit het boekje ”Komt herwaarts tot Mij; geschenkboekje voor zieken”. „Mag ik u, uit liefde en oprecht, iets vragen? Bent u gereed?”
Gelijktijdig verschijnen er twee kleine bloemlezingen uit teksten rond ziek zijn en gezondheid. Het eerste boekje, ”Komt herwaarts tot Mij”, is samengesteld door Jilles Bijl, uitgever bij De Groot Goudriaan. Hij schrijft dat hij zelf getroffen is door een ernstige ziekte. Velen reikten hem het afgelopen jaar onderwijzende en vertroostende teksten aan, waaruit hij moed mocht putten. Het leek hem, zo schrijft Bijl, een goed idee om een deel van die teksten door te geven aan hen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Hij hoopt dat „de Heere dit kleine boekje zegenen wil, in het bijzonder aan hen die met de dood voor ogen, niet sterven kunnen.”
Het boekje bevat innemende spreuken van mensen met een pastoraal hart, zoals Mary Winslow, ds. Joh. van der Poel, ds. W. C. Lamain en Wulfert Floor. Ze wijzen allen op hetzelfde: „Verspil uw tijd niet langer”, schrijft Winslow. „Sluit uw deur en uzelf af voor alles buiten Christus. Val Hem lastig zonder ophouden”. En Guido Gezelle dicht: „Een vrouw genaakte Uw kleed, o Heer, en stond, en was genezen; een vrouw genaakte Uw kleed, o Heer, hoe zal ’t met mij vergaan?”
Het tweede boekje, ”En liefderijk geneest”, is samengesteld door dr. H. Florijn. Schrijvers van vroeger blijken diep te hebben nagedacht over ziek zijn en gezondheid, schrijft Florijn. Hij selecteerde uit gedichten, korte overdenkingen en gebeden van Hellenbroek, Smijtegelt, Sibelius en Sluiter. „De teksten ontroeren door een diepe bewogenheid met zieken en lijdenden; ze wijzen op God als de Schepper en Onderhouder van het tijdelijke leven, maar ook als de enige troost in leven en sterven.”
In beide boekjes valt het op dat er, met de dood voor ogen, geen ruimte meer is voor getheologiseer. Kennelijk hebben mensen in het volle leven daaraan soms genoeg. Als de dood het venster inklimt, is het daarmee uit. Dan wordt alleen nog gebeden: „Heel mij en ruk mij uit de kuil des doods” (Sibelius).